Sonja Prins, HERINNERINGEN AAN TRUDE BENEDIC, een vrouw in verzet. De Bonte Was 1980
29
De ontginning op de hei werd stopgezet, de vrouwen in mijn kolonne moesten in de steengroeve
werken en ik werd ontboden op de Kommandantur. Het hoofd van de SS-bewaaksters bekeek mij
van onder tot boven. Ik meldde, volgens voorschrift: 'Nummer 103251, politiek, nederlander.'
'Je bent duitse van geboorte?'
'Ja, Frau Oberaufseherin.'
'Vanaf vandaag ben je aanwijster bij een kolonne van 25 joden. Je weet wat joden zijn. Je meldt alle
overtredingen en je slaat dat het knalt als ze niet aanpakken zoals het hoort.'
De volgende dag stormden alle joodse meisjes op mij af, zij wilden naar buiten, alles was beter dan
in de barak te zitten. Het waren bijna allemaal nederlandse vrouwen, oud en jong, ziek en gezond.
Ik wees de eerste 25 meisjes aan. Zij praatten allemaal tegelijk, ik moest schreeuwen om mij
verstaanbaar te maken en ik dacht op hetzelfde ogenblik: daar sta je nu, iemand die altijd weinig
heeft gezegd, die vier jaar lang gezwegen heeft in het tuchthuis, en die nu schreeuwt alsof dat
gewoon is. Maar ik kon meer voor hen doen als ik schreeuwde dan wanneer ik mij alleen met
mijzelf bezighield.
Ons eerste werk was om honderd zakken rotte aardappels op een wagen te laden en naar de oever
van het meer te trekken. In de buurt van het meer bleef de wagen telkens steken in het moeras, wij
konden bijna niet meer. Ik ging van de een naar de ander en zei tegen hen dat zij moesten doen
alsof zij hard aan het werk waren, als zij in werkelijkheid uitrustten, anders stond ons wat te
wachten als wij terugkwamen. Uit de aardappels aan de rand van het meer moest nieuw land
gewonnen worden om daar villa's voor de SS neer te zetten. De rook van het crematorium
vermengde zich met de stank van onze aardappels en je begreep niet dat een mens hier zou willen
wonen, maar ze zijn er gekomen, de villa's, en de SS heeft er nog jaren in gewoond.
Op de avond van de eerste dag moest ik weer bij Oberaufseherin Zimmerman komen. Zij stond
voor mij met een zweep in haar handen en zei, dat de bewaakster rapport had uitgebracht dat ik zelf
meewerkte, met mijn kolonne, en dat ik niet sloeg. Of ik soms bang was? Ik zei dat ik mijn best zou
doen om het te leren, en toen liet zij mij gaan.
Toen niet en later niet heb ik ooit een van de gevangenen een klap gegeven, ook niet voor de schijn,
zoals sommigen deden. Ik wist dat je op die manier van kwaad tot erger kwam, eerst maakte je
jezelf wijs dat je voor de schijn moest slaan, langzamerhand zag je niet meer de grens tussen goed
en kwaad. Wij hadden meer als partij moeten optreden, zoals in de mannenkampen wel is gebeurd,
want je had als enkeling geen vat op de vrouwen die afgleden naar bruutheid en onverschilligheid,
zoals de SS het graag zag. Wij waren steeds op een klein groepje vertrouwde kameraden
aangewezen, die dikwijls zelf vergaten dat het hun taak was om voor alle belangen van hun
medegevangenen op te komen. Er waren duitse kommunisten, die al acht jaar in het lager zaten.
Vrouwen kunnen lichamelijk meer verdragen dan mannen, maar de jarenlange scheiding van hun
kinderen maakte sommigen van hen tot levende doden.
De lagerstraat, waar wij onze wagen moesten opladen, was bedekt met een laag sintels en grint. Bij
het duwen en trekken gingen de blote voeten van de meisjes stuk en ze begonnen na een paar dagen
te zweren en te etteren. Op een dag ging ik met een van hen naar een zuster in de ziekenbarak. Ik
zie nog hoe dat mens in haar witte schort voor mij stond en naar mij keek. Eerst gaf zij mij een
klap, omdat ik met zo'n kleinigheid als de zwerende voeten van een joods meisje bij haar kwam,
toen pakte zij een lang smal mesje en gaf bliksemsnel twee diepe sneden over de hele zool van de
voet, die ik voor haar ophield om te bekijken, terwijl zij zei: 'Zo, jodenbeest, krepeer maar!' het
meisje viel bewusteloos op de grond. Ik sleepte haar weg naar haar eigen barak en haalde de
blokoudste over om haar een paar dagen in bed te laten. Van mijn kameraden in een van de
ziekenbarakken kreeg ik verband en zalf, zodat ik in het vervolg de meisjes zelf kon verbinden.
Die bewuste verpleegster heeft haar straf gekregen. Toen het rode leger dichtbij was en het grootste
deel van de SS de benen had genomen, hebben de gevangenen haar in de bunker opgesloten,
voordat zij tot het besef kwam dat haar moordpartijen voorbij waren. Zij had meegeholpen bij het
verminken van poolse meisjes, die veroordeeld waren om doodgeschoten te worden. In plaats van