De Bonte Was, MOEDERBOEK, Amsterdam 1976, feministiese uitgeverij de Bonte Was
13
stuitligging-kinderen komplikaties kunnen zijn. Ik hoorde ze fluisteren,
toen de arts eindelijk kwam vroeg ik wat er was. 'Je krijgt een kindje', zei
hij maar aan de opmerkingen die hij tegen de eerste verpleegster maakte
merkte ik dat het een stuitligging was. Alles ging verder prima, opeens
floepte mijn kind eruit, op zich zelf een heel indrukwekkend gevoel als
je hele lichaam bezig is een kind eruit te douwen. Een jongetje. Alles
wat er aan hoorde te zitten zat er aan. Het was een raar soort pop die
toen naast me werd gelegd, gerimpeld, zwarte haartjes, een apehoofdje.
Kleine handjes die zich als een klauwtje om je vinger klemden.
De dagen daarna heb ik bijna elke nacht liggen huilen in het ziekenhuis,
zonder te weten waarom. Mijn zoontje werd op gezette tijden binnenge-
bracht en weer weggehaald. Er werd vanuit gegaan dat ik het kind zou
voeden, niemand vroeg of ik het niet liever de fles wou geven. Niemand
had me gewaarschuwd dat het zo'n vreemd eroties gevoel zou zijn, dat
zuigen. Ik vond het geen prettige ervaring toen, opgedrongen erotiek,
net zoals ik de seksuele behoefte van mijn man voelde als iets waar je
aan toegeeft omdat dat er nou eenmaal bijhoort, ik wilde geen in-
dringers in mijn lijf.
Voordat ik maar een beetje het gevoel had wat mijn eigen lijf was, wat
ik er allemaal mee kon, had ik er al geen zeggenschap meer over.
Mijn moeder heeft mij destijds ook niet gewild. Ze trouwde net als ik
toen ze zwanger was. Ze gaf haar baan vanzelfsprekend op. Later heeft
ze er nog wel eens aan gedacht om weer te gaan werken, maar de rest
van het gezin vond dat maar niks. Ik vond dat ze thuis hoorde te zijn als
ik van school terug kwam, haar hele omgeving vond het onzin, er was
geld genoeg, ze had in huis genoeg te doen ondanks de werkster die we
hadden. Ze gaf het idee snel op.
Zonder er ooit over na te denken nam ik het patroon van mijn moeder
over. Ik had als kind weliswaar nooit een poot in het huishouden uitge-
stoken, daar waren mijn moeder en de werkster toch voor, maar ik ging
er wel vanuit dat dat mijn toekomst zou zijn. Alleen dacht ik, wel dat
het op een of andere manier leuker zou zijn dan het leven van mijn
moeder dat er niet zo erg vrolijk uitzag, maar ik dacht verder niet na of
ik wel reden had voor dat optimisme.
Ik las ontzettend veel. Misschien vond ik toen nog dat het huishouden
nooit een sleur zou worden omdat ik dacht dat je altijd genoeg tijd zou
hebben om verder te gaan met je ontwikkeling.
Toen volgde ik mijn man naar het buitenland, en opeens, van de ene dag
op de andere dag was ik huisvrouw. Twee kamertjes, waarvan een tege-
lijk de keuken, kolenkachels die altijd uitgingen, geen wasmasjiene en
ook geen papieren luiers, een heel klein loontje om van rond te komen.
Ik kende de taal nauwelijks, was overal bang voor nu ik uit mijn be-
schermde omgeving weg was waar alles voor me geregeld werd. Opeens
viel de hele zorg voor mijn kind dat toen een jaar was op mijn schou-
ders. Niemand die een keer kon oppassen, geen moeder in de buurt die
af en toe iets kon overnemen, mijn man de hele dag naar zijn werk. Als
ik er aan terug denk zie ik alleen maar eindeloze rijen luiers die ik elke
dag met blauwe vingers van de kou van de lijn haalde, het vroor er drie
maanden per jaar. Afwas die zich eindeloos opstapelde, heet water dat
ik eerst in een keteltje moest maken. Het was een oud donker huis. De
hospita kijfde wanneer ik op zondag de knijpers aan de lijn had laten
hangen of de trap niet op tijd had gedweild. Kolen moest ik uit de
keuken naar tweehoog slepen. Armin 's ochtends in zijn bedje met
blauwe voetjes van de kou wanneer de kachel weer eens was uitgegaan.
Op een of andere manier lukte het me nooit om de boel echt schoon te
krijgen. Als ik de keuken een beetje aan kant had dan hadden vuile
luiers zich weer opgestapeld, als ik in de kamer boven het stof en kolen-
gruis had weggewerkt stond beneden de schimmel weer in de kastjes.