Navigation bar
  Print document Start Previous page
 30 of 111 
Next page End 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35  

De Bonte Was, MOEDERBOEK, Amsterdam 1976, feministiese uitgeverij de Bonte Was
30
Ik heb er daarna nog een jaar over gedaan om het besluit te durven
nemen om weer te gaan studeren. Verstandelijk kan ik daar nu helemaal
achter staan en heb ik ook argumenten genoeg, zowel voor het kind als
voor mezelf, om het te doen. Maar voor mijn gevoel gebruik ik deze
argumenten als ekskuus en kan ik niet helemaal loskomen van het idee
toch gefaald te hebben.
En dan merk je dat het een hele moeilijke opgave is om van binnenuit af
te rekenen met het moederbeeld (en beeld van de vrouw), wat je van
jongsaf ingegoten hebt gekregen en wat nog steeds - in mijn omgeving -
rond je heen geleefd wordt.
Ik komt uit een gezin waar moeder regelmatig werkte (onderwijzeres
die inviel bij ziekte). Als kinderen moesten wij allemaal, ook de meisjes,
een beroep leren en waarom: omdat je misschien niet zou trouwen (wat
me heel erg leek), of opdat je je als je man zou sterven zou kunnen
redden.
Dat mijn moeder werkte vond ik toen ik wat ouder was verschrikkelijk.
Zij was anders dan de moeders van mijn leeftijdgenootjes en mijn thuis
was daardoor anders, zij was niet altijd beschikbaar, ik mocht bijna
nooit kinderen mee naar huis neme, ik moest vrij veel doen in het huis
en dat nam ik haar kwalijk. Maar zijzelf zat er ook mee, ze deed het
werk erg graag, maar ze voelde zich tegelijk schuldig omdat ze ook vond
dat ze het gezin te kort deed. Ik zei dan ook altijd dat ze het alleen
deed om te helpen, maar dat ze veel liever gewoon thuis was. Toch nam
ze een vaste aanstelling aan toen ze die later kreeg aangeboden.
Ik nam me toen al heilig voor zelf later een 'betere' moeder te worden
dan zij.
Mijn studie (jeugdleidster) heb ik afgemaakt omdat het nu eenmaal
hoorde (de bovenstaande argumenten kon ik begrijpen) en mijn werk
heb ik altijd gezien als een tijdelijke zaak, zodat ik me er nooit aan
verslingerd heb.
Tot m'n twaalfde jaar woonden we in een dorpje in het noorden van
Groningen, een heerlijke wereld voor een kind; het boerenland met z'n
eindeloze sloten waar je overheen kon springen en het boerenleven met
het hooien, aardappelrooien, melken en met koeien, paarden en varkens
omgaan. Ik speelde toen meestal met jongens, hun spel lag me meer
omdat het veel spannender was dan dat van de meisjes. Ik denk dat ik
toen door de jongens geaksepteerd werd omdat ik bijna alle dingen die
ze deden evengoed of beter deed, vooral omdat ik veel waagde en
lichamelijk sterker was dan zij waren. Dit alles wel tot wanhoop van
mijn moeder omdat ik, als ik eens niet in de sloot had gelegen, wel
onder de koeiepoep of modder thuis kwam, wat me aardig wat straf
opleverde, vaak met de woorden: 'waarom gedraag jij je niet als een
meisje'.
Toen we gingen verhuizen naar het westen wilde ik me daar opnieuw bij
de jongens aansluiten, ik probeerde dat door met ze te vechten en van
ze te winnen, maar het lukte niet. De meisjes moesten me intussen ook
niet meer omdat ik hen in het begin genegeerd had en omdat ik steeds
andere dingen wilde dan zij. In die tijd heb ik me erg ongelukkig ge-
voeld en verlangde ik erg naar Groningen.
Langzaam ben ik toen veranderd, ik ging andere kleren dragen, meisjes-
boeken lezen, stiekem make-up kopen, kortom, ik werd een 'echt
meisje' en kreeg vriendinnen.
De tijd van de eerste vriendjes kwam, maar ze verdwenen ook snel
weer, want handje in handje lopen in de duinen of op het strand hield
ik niet vol, ik begon altijd te rennen, in een boom te klimmen of 'wie is
het eerst op die duintop'. Ik denk dat ik daardoor op de vriendjes en de
vriendjes op mij afknapten.
http://www.purepage.com Previous page Top Next page