De Bonte Was, MOEDERBOEK, Amsterdam 1976, feministiese uitgeverij de Bonte Was
32
wordt geboren. Ik ga naar zwangerschapsgymnastiek. Mijn lichaam
wordt getraind in ademhalings- en perstechniek. Ik begrijp bij god niets
van dat persen want ik moet er alleen maar van poepen.
Op een gegeven moment neem ik zwellingen in mijn lichaam waar. Ze
zijn ook tastbaar. M'n omgeving gaat breien en haken en informeert
naar de vorderingen van het kind. Ik weet niets te zeggen. Over welk
kind hebben ze het?
Na een lange wezenloze tijd begint m'n lijf 's nachts vreselijk pijn te
doen. Ik raak in paniek als ik dat helse gevoel niet kan laten ophouden.
Het is de datum waarop het kind geboren moet worden en ik word naar
het ziekenhuis afgevoerd.
Bezige handen gaan me gelijk 'te lijf'. Ik word gewassen, krijg een
zeepspuit en m'n schaamharen worden weggeschoren.
Mijn stoffelijke resten worden op een tafel gelegd en m'n benen naar
boven geschoven. Er staan minstens zes vaklieden om me heen. Ze
geven me orders. Het dringt niet tot me door, ik ben één brok pijn. Ik
gil. Zij schreeuwen, ik krijg een klap, ik moet persen. Waarom? Ik heb
toch een spuit gehad, ik heb niets meer te poepen. Scherpe metalen
geluiden. Er wordt iets op m'n mond gezet. Een bevel: Ademhalen!
Iemand duwt in m'n buik, een ander drukt m'n knieën naar m'n strot.
Wazig zie ik iets schitteren voor m'n ogen. De grote verlosser roept: nu
ga ik even knippen. Er glibbert iets oneindig groots uit m'n lijf. Stilte.
Ik voel een zacht gejammer op m'n buik liggen. Kan er nog net naar
kijken voordat het door een paar handen wordt weggerukt. Geroeze-
moes om me heen, ik lig volkomen verlaten. Ik doe m'n ogen dicht en
voel me gelukzalig. De nachtmerrie is over. Ik ben weer thuis in m'n
eigen lijf.
ALS EEN JONGE MOEDER
Van vroeger heb ik eigenlijk alleen maar nare herinneringen aan kinde-
ren. Zes jaar was ik de jongste van vier kinderen. Toen kwamen er nog
een jongetje en een meisje. En opeens was ik nog maar één van de zes.
De gevolgen waren niet zo leuk. Mijn moeder had aan die vier eersten al
haar handen vol. Met die twee laatsten erbij werd het haar net te veel
(de huisarts had mijn vader verboden nog meer kinderen te maken, de
pastoor was het er niet mee eens; mijn moeder kwam niet eens aan het
woord).
Ik wilde in die tijd alleen maar naar school (daar was het leuker dan
thuis), buiten spelen en stil in een hoekje zitten lezen. Daar kwam
voorgoed een eind aan. Voor 'hulp' was er geen geld. Dus moesten de
kinderen helpen de anderen groot te krijgen. Mijn oudste zusje ging in
die tijd naar de mulo. Zij werd daardoor vrijgesteld van allerlei klussen.
Na haar kwam een astmaties broertje. Ik kreeg in die tijd flink de pest
aan hem. Altijd lag hij daarboven te hijgen en wij moesten als muizen
door het huis kruipen. En altijd kreeg hij het lekkerste eten en de
meeste kadootjes. Het was dan ook een hele opluchting als hij weer eens
voor een paar maanden naar Zwitserland ging. Enig huishoudelijk werk
was voor hem natuurlijk uit den boze. Dan was er nog een broer, een
soort duplikaat van mijn vader. Hij tiranniseerde iedereen. Hij klom
altijd in de appelboom in de tuin als iets niet naar zijn zin was. Mijn
moeder helpen was een van die dingen. Iedereen werd dan doodsbang
en dankte God op de blote knieën als hij weer heelhuids beneden
kwam. Van die dankbaarheid maakte hij dan ook regelmatig misbruik.
En dan kwam ik. En omdat ik niet de oudste was, niet astmaties, een
jongetje en opstandig was, werd mij de taak toebedeeld om op mijn
jongere broertje en zusje te passen. Als een jonge moeder liep ik eindeloos