De Bonte Was, MOEDERBOEK, Amsterdam 1976, feministiese uitgeverij de Bonte Was
50
naastenliefde te herleiden zijn. Die waarden gelden buiten de kerk voor
mannen niet, omdat iedereen het er stilzwijgend over eens is dat die
waarden mannen in hun onderlinge konkurrentiestrijd zouden belem-
meren, terwijl het hun eerste levenstaak is te winnen, of althans niet te
verliezen - dan moeten de menselijke, dus vrouwelijke waarden maar
even wachten tot de samenleving of de welvaart of ik weet niet wat
zover ontwikkeld is dat de mannen zich kunnen permitteren die waar-
den na te leven zonder direkt in onderdrukte posities terecht te komen.
Geen wonder dat vrouwen gespleten persoonlijkheden zijn: zij leggen
wat zij zelf iedere dag nakomen (de plicht tot zorg en aandacht voor
anderen) niet aan hun man op, en niet aan hun zoons (wel aan hun
dochters natuurlijk). Ze leven dus in twee waardensystemen tegelijk.
Als ze dat heel konsekwent doen, hebben de mannen en de zoons daar
geen last van. Want die zijn dan door en door overtuigd dat zorgzaam-
heid enz. iets voor vrouwen is, en hoeven zich niet persoonlijk aan te
trekken dat moeder een beter mens is dan zijzelf: daar is ze immers
moeder voor, op haar voetstuk.
Maar er zijn natuurlijk genoeg vrouwen - en er komen er steeds meer -
die hun eigen waarden wèl belangrijk vinden, die zorgzaamheid enz. als
menselijke waarden beschouwen waarnaar mannen ook zouden moeten
leven. Die vrouwen zullen, ondanks zichzelf, hun eigen waarden aan
hun zoons opleggen. Misschien worden die er aardiger van, misschien
alleen maar ongelukkig, misschien achterbaks, in elk geval krijgen die
zoons de gespletenheid die hun moeder behoorde te hebben: ze moeten
leven met waarden die niet passen in de mannenwereld, omdat je ermee
niet van andere mannen kunt winnen.
Sommige moeders lukt het om hun zoons zover te krijgen dat ze zich
enigszins vanzelf menselijk gedragen, veel moeders moeten machteloos
toezien dat het ze niet lukt, omdat de tegenkrachten - in de jongens, in
de vader, in de buitenwereld - te sterk zijn. Dan zijn er veel mogelijk-
heden tot monsterschap en tot schuldgevoel: omdat ze het zelf toch
ook niet kunnen helpen. En tot voederschap, om de geknakte manne-
lijkheid van de zoon weer op te bouwen, en tot frustratie in het besef
dat al je inspanningen en gewetenskonflikten er alleen maar toe kunnen
leiden dat er weer een man bij is die door een of meer vrouwen ver-
zorgd, opgebouwd en getroost moet worden.
Over meisjes kun je natuurlijk vergelijkbaar tobben, als je begint duide-
lijk te worden dat aangepast vrouwelijk gedrag niet bepaald de beste
manier is voor een vrouw om gelukkig te worden, en misschien zelfs wel
de slechtste.
Dan zijn er twee mogelijkheden: je staat haar toe dat ze zich 'onvrouwe-
lijk' gedraagt - nog iemand in huis die alles achter zich laat slingeren, en
die waarschijnlijk gefrustreerd en vervelend is omdat zij de mogelijk-
heden die je haar overlaat toch nergens anders kan gebruiken; of je slaat
het er uit, en voelt je schuldig als je dan een meisje ziet dat er net zo
uitziet als alle andere meisjes en dus vermoedelijk wel hetzelfde klote
leven zal krijgen.
O mijn arme moeder (die mijn troep opruimde en mijn humeuren ver-
droeg). .
O mijn arme dochter (die altijd zo vrolijk en gezellig is).