De Bonte Was, MOEDERBOEK, Amsterdam 1976, feministiese uitgeverij de Bonte Was
58
maat hadden geleerd. En zo werden de moeders ingeschakeld. De vrou-
wen in de gegoede standen, die bladen en boeken lazen, werden het
eerst toegesproken dat ze zich eens ernstig met hun kinderen moesten
bezighouden. De schrijvende heren waren trouwens toch al bezig met de
vrouwen vermanend toe te spreken, want de vrouwen uit de gegoede
standen hadden in de 18de eeuw al niets meer te doen en begonnen
aardig lichtzinnig te worden. Dat paste niet in de nieuwe burgerlijke
degelijkheid en het ondermijnde de eksklusieve claim van één man op
één vrouw. En daar is met de dubbele moraal in de 19de eeuw dan ook
zo grondig een eind aan gemaakt, dat er in de 20ste eeuw een hele
'seksuele revolutie' voor nodig was om het mannen mogelijk te maken
vrouwen weer seksueel plezier af te kunnen dwingen.
De geïsoleerde, seksueel onderdrukte, werkeloze burgervrouw is als zij
een kind krijgt de moderne moeder. Arme vrouwen werkten tot voor
kort gewoon in de fabriek of thuis in de 'huisindustrie', hun kinderen
werkten er ook - tot 18 uur per dag. Pas aan het eind van de vorige
eeuw begonnen de bezitters zich zorgen te maken. Zij spraken over
zedeloosheid en ontaarding; maar misschien bedoelden zij wel dat de
arbeiders te zwak en te onontwikkeld waren om in hun fabrieken te
werken. In elk geval mochten de arbeidersvrouwen langzamerhand ook
'moeders' worden (in 1910 heetten zij nog arbeidsters-moeders). Ook
zij zijn geleidelijk blootgesteld aan de brainwashing van de pedagogiese
en psychologiese wetenschappen, die de moeder steeds meer de eksklu-
sieve verantwoordelijkheid zijn gaan opleggen voor het toekomstige
levensgeluk van het kind, op straffe van schuldgevoel - voor de aange-
pasten, die goed opletten hoe hun damesblad de opvoedingsplichten
weergeeft - of van overheidsingrijpen, door schoolpersoneel, MOB of
kinderbescherming, voor degenen die die eisen niet kunnen of willen
opvolgen.
Daar zit zij dan, de moderne moeder, in haar flat of in haar voortuintje
in de buitenwijk. Haar man werkt. Hij heeft mensen onder zich en
boven zich, hij moet zijn produktiviteit opvoeren, hij moet karrière
maken. Hij houdt van niemand op zijn werk (behalve misschien van zijn
sekretaresse, maar daar schiet ook niemand iets mee op).
Moeder zit thuis. Zij heeft de liefde als opdracht - voor man en kinderen
-, de gezelligheid, het geluk van de gezinsleden. Waar moet zij die van-
daan halen? Zij is de hele dag alleen, niemand zorgt voor haar. Als zij in
een dorp woont, of in een oude buurt, heeft ze (misschien) haar moeder
nog en haar zusters. Dan kan ze een verbond vormen tegen mannen en
kinderen, en haar zelfrespekt bewaren in een gemeenschappelijk sys-
teem van vrouwelijke waarden. Maar anders moet zij vanuit de leegte
voor haar man en kinderen de enige bron van warmte zijn in een koude
wereld.
Moederschap is restverwerking. Alles wat maatschappelijk niet georgani-
seerd is, wordt door moeders opgeknapt: de dingen die geen winst
opleveren en die buiten het patroon van de direkte maatschappelijke
overheersing vallen; buiten de wereld dus die mannen met elkaar
maken.
Moederschap is ook restverwerking in de zin dat er al bijna uitgestorven
vormen van lichamelijke nabijheid en vanzelfsprekende relatiepatronen
in zitten; zomaar bij je kind horen, zonder dat je er verder bij na denkt.
En tenslotte is het moederschap restverwerking, omdat er allerlei maat-
schappelijke ontwikkelingsprocessen in samenkomen, die met moeder-
schap op zichzelf niets te maken hebben: de verdeling van mannen in
burgers en arbeiders, de scheiding van arbeiders in allerlei soorten werk-
nemers; de groei van de sociale wetenschappen als middel om mensen te
sturen en te beïnvloeden; het ontstaan van de staat als aparte instantie
die het leven van de mensen moet regelen en die moeders zowel taken