Navigation bar
  Print document Start Previous page
 70 of 111 
Next page End 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75  

De Bonte Was, MOEDERBOEK, Amsterdam 1976, feministiese uitgeverij de Bonte Was
70
zichzelf en waren dus geen echte moeder. Dat was je pas met kinderen
van je eigen vlees en vloed. Je bloedeigen kinderen opvoeden bestond in
haar ogen uit eten en drinken geven, zorgen voor schoon ondergoed
(voor als je onderweg een ongeluk krijgt) en zorgen voor een schoon
bed. Dat waren belangrijke moederplichten, stelde ze vast en later ook
de mijne. Hoe vaak heb ik haar niet horen zeggen: 'Later als je zelf
moeder bent, dan...' of als ik niet begreep hoe ze mijn truc of
leugentje doorzag: 'Een moeder weet altijd alles. Heeft haar ogen van
achteren en van voren in haar hoofd. Een moeder begrijpt ook altijd
alles.' Dat was in 1945.
Er kwam een moment in mijn leven dat ik begon te begrijpen dat bij dat
moeder-zijn ook een vader behoorde. Mijn moeder had in haar drijf-
kracht mij vooral voor te bereiden op het moederschap, voor het gemak
een eventuele huwelijkspartner maar overgeslagen. De problemen en
vooral de eisen die daar bij hoorden kende ik niet. Dat moment van
bewustwording herinner ik mij nog goed, dat was toen ze mij leerde
ongehuwd moederschap af te keuren en er minachtend over te doen. Ik
bekeek die vrouwen in mijn puberteit als afschrikwekkende wezens.
Weer later leerde ze mij dat 'het' gedaan te hebben zonder gods zegen,
werkelijk buiten alle proporties was en zeer zondig, waarvoor god ons
zou straffen. Wat het onzijdige woordje 'het' nu precies betekende was
voor mij zeer vaag maar ik dacht wel in de goede richting.
Goed, ik leerde dus: je 'krijgt' dus een man (die voor jou en je kinderen
de kost moet verdienen) en je 'wordt' moeder. Het eerste was passief
terwijl het tweede een aktie impliceert, iets wat kennelijk niet zomaar
vanzelf gaat. Ook dat leerde ze mij: 'In smarten zou ik kinderen baren',
het stond in de bijbel en dus was het een goed bijbels gebruik; zij
kreeg haar twee kinderen ook niet slapende. Vooral mijn eigen geboorte
was een soort misdaad, een aanslag op haar leven leek het me uit haar
verhalen.
Ik hoorde haar, tot mijn verwarring, meer dan eens tegen buren en
familie verzuchten: 'Kinderen... afschuwelijk, ze zuigen het bloed
onder je nagels vandaan' en in speciale gevallen als ik het weer eens op
mijn heupen had gehad en onhandelbaar was, kwam er achteraan: 'en
die meid ruil ik nog liever in tegen 10 jongetjes'. .
In mijn moeders ogen was het gods zegen als je eerste kind een jongen
was. God beloonde daarmee de man. Om praktiese reden was het voor
een vrouw ook plezieriger: jongens waren aanhankelijker, eerder zinde-
lijk en op latere leeftijd bezorgder en liever voor hun moeder dan een
dochter.
Toen ik op de lagere school, met den bijbel, niet eens dom bleek te zijn
kon mijn moeder dat alleen maar appreciëren met de woorden (en dat
deed ze meer dan eens): 'Jammer, dat je geen jongen bent, dan had je
aan die knapheid wat gehad'. Een meisje had er meer aan in haar toetje
knap te zijn. Het hoofd van de school adviseerde mij door te laten leren.
Dat ontlokte vaak aan mijn moeder de woorden: 'Mijn dochter stu-
deert. Ik hoop dat ze er later ook wat aan heeft'. Dat was in de periode.
dat ik naar de Mulo ging,
Eén van onze kostgangers, weliswaar tien jaar ouder, werd in die tijd
verliefd op mij en ik verliefd op de liefde. Hij werkte bij de spoorwegen
en niemand van mijn klas werd opgehaald door een man-in-uniform.
Het gaf beslist aanzien maar tevens bij mijn ouders een andere kijk op
mijn toekomst. Ik moest op een avond met hem op een bankje in het
park de zaak goed overleggen, want: 'Als jij nu al denkt aan een jongen
heeft dat studeren ook geen zin meer'. En de droomwereld van mijn
moeder, nog ooit eens een dochter te hebben die vroedvrouw zou zijn,
ging in één klap de lucht in. Ze had er echt verdriet van. Haar ambi-
http://www.purepage.com Previous page Top Next page