De Bonte Was, MOEDERBOEK, Amsterdam 1976, feministiese uitgeverij de Bonte Was
72
zichzelf toegekomen. Ze moest zich wel gefrustreerd voelen en gebruikt
door haar kinderen. En in haar wanhoop er niet meer bij te horen, beet
ze me eens toe: 'Als ik wil kan ik zelf ook nog wel een kind krijgen. Ik
ben nog steeds geregeld elke maand 'niet goed'.'
Ter voorbereiding van mijn moeder-zijn had ik gelezen: 'Wij verwachten
ons kindje', de baby- en kleuterbijbel van de Amerikaan Spock en 'De
rechten van de zuigeling', meteen maar meegenomen. 'De rechten van
de kleuter' van Margaret RibbIe eveneens. Nu, onlangs bij herlezing, zie
ik pas in, door de heer Spock meer getraind te zijn in een goed moeder-
schap voor de vader dan voor de baby. Vele lipstickjes en nieuwe truit-
jes en jurkjes en opgewekte humeuren heb ik slaafs aangeschaft in die
tijd.
Ik verslond met een honger naar kennis dit soort boeken, zodat ik door
de bomen het bos niet meer zag. Ik raakte het spoor wel bijster. Ik was
doodsbenauwd bv. om de kleine kinderziel te schaden. Voor een stabie-
ler volwassene dan ik zelf was moest ik haar al jong goed aanpakken. Ze
had als baby van Mevrouw RibbIe rechten, mocht van Meneer Spock
niet te lang in de box. Wat ze van mij mocht kwam misschien op de
tiende plaats.
Een pijnlijke en bijzonder moeilijke taak had ik me op deze manier
gesteld. Ook daaraan kon ik niet beantwoorden.
Toen drie jaar later mijn tweede kind geboren werd, dacht ik gelukkig
heel wat luchtiger en met meer humor over mijn taak als moeder. Ik
zou dat krampachtige ook niet lang volgehouden hebben. Ik verwaar-
loosde hem ook meer in die tijd dan dat ik haar daarvoor deed. Maar
deze mindere aandacht is ook haar beslist ten goede gekomen.
Er kwam ruimte vrij voor andere zaken dan luiers, babies, borstvoeding,
konsultatiebureau, tandjes krijgen, inentingen, kinderziektetjes enz.,
enz.; kursussen, de politiek en gewoon maar lezen.
Ik wilde ook van een eventueel bezitgevoel af tav mijn kinderen. Aan de
ene kant ging dat goed maar aan de andere kant was ik toch bang dan
een moeder-met-koele-handen te zullen worden.
Moeder-zijn, leerde ik in de praktijk, betekent ook: wedijveren met
andere moeders. Hoe vlug en bijdehand is jouw kind tov andere
kinderen? Krijgt jouw kind wel op tijd tandjes? Hun produkt, het
kind, wordt als bewijs gezien van eigen prestaties en mogelijkheden.
Moeder-buren zittend bij de zandbak, wedijveren met elkaar vanaf welke
leeftijd hun kind al zindelijk is, wanneer het al kan lopen, wanneer
het al kan praten.
Hoe vaak schaamde ik me niet als ik mijn kleuter uit school haalde
(overigens: 2x daags halen en 2x daags brengen) en hij demonstratief
zijn natte, in een krant gewikkelde, broekje toonde zodat alle wachten-
de moeders dit ook konden zien? Hoe vaak heb ik opgespoelde lakens
dan maar in huis gedroogd zodat de buurvrouwen met hun full-time
zindelijke kinderen het niet door zouden hebben? Deze prijs moest ik
betalen voor mijn koppige houding, mijn kinderen uit zichzelf zindelijk
te laten worden. Er waren meer zindelijke moeders dan kinderen was
mijn overtuiging. En toch durfde ik alléén de strijd tegen andere
moeders niet aan.
Als ik er nog aan terugdenk hoeveel nodeloze energie en verdriet daar
ingestoken is, om van die waarde-oordelen van anderen af te komen,
dan schieten me nog de tranen in de ogen. Het was eigenlijk vreselijk; ik
worstelde er helemaal alleen mee en niemand wist het.
Langzaam raakte ik er op eigen kracht van overtuigd, het goed te doen
zoals ik het deed. Ik kon alleen maar dat doen wat ik aanvoelde en
begreep als juist.
Toen mijn zoon een poosje op de kleuterschool was, had ik mezelf en
mijn echtgenoot zo ver dat ik een part-time baantje ging doen. Dit