De Bonte Was, MOEDERBOEK, Amsterdam 1976, feministiese uitgeverij de Bonte Was
73
duurde maar een half jaar en het gehele gezin stond op zijn kop. Kritiek
van vrienden, goed bedoeld, kleuterleidster en buren (bedekt geuit)
werden mij teveel. Ik wilde nog altijd een goede moeder zijn.
Het was ook niet handig ingepikt, besef ik nu, om gelijk met de school-
uren op te werken. Mijn plicht jegens mijn kinderen riep mij tijdens de
uren dat ze niet naar school gingen naar huis. Achter het theeblad om
vier uur, al dan niet met een handwerkje, terwijl ik met mijn hersens bij
mijn werk buitenshuis was. Buitenshuis was ik weer met mijn hersens
bij mijn achterop geraakte werk thuis.
Ik weet nu dat ik er nog niet rijp voor was om dit de kop te kunnen
bieden. Ik kon privé en zaken niet scheiden, zo dat al een eis kan zijn.
Privé was geen echt privé, het was in feite ook een baan. En wat voor
één.. .
In ieder geval had ik mijn leven de laatste jaren het meest verankerd en
toegespitst op het moeder-zijn. Dat ik ook nog echtgenote was, wist ik
wel, maar schoof dat toch méér terzijde dan goed voor ons was. De
lessen op dat gebied opgedaan bij mijn moeder, hadden mij toch meer
te pakken gehad dan ik zelf wilde en besefte.
Hierin moest dus ook verandering komen. Hoe was mijn rol als echt-
genote? Hoe als mens? Hoe tegenover andere mensen? Hoe ging ik
met vrienden en kennissen om? Wat wilde ik eigenlijk zelf met mijn
leven?
Ik had al die rollen losgekoppeld gespeeld en ervaren en bovendien ook
duidelijke prioriteiten gesteld. Wat ik met mijn leven wilde. . . voor het
stellen van die vraag had ik nog geen tijd gehad, laat staan om die ook
maar enigszins te kunnen beantwoorden.
Mijn emancipatie kwam pas goed op gang toen ik het niet meer alleen
op eigen kracht moest doen, maar met behulp van MVM (Man-Vrouw-
Maatschappij). Dat was in 1968. Nu zie ik in mijn boekenkast boeken
staan die met de emancipatie van de vrouw te maken hebben en die ik
al had gekocht vóór 1968. Ik voelde het wel aan, maar wist het toen
nog niet te benoemen en zeker niet in toepassing te brengen.
Toen dat proces heftiger op gang kwam, was ik moeder van een dochter
van 8 en een zoon van 5 en ik was 11 jaar getrouwd; ik studeerde toen
in mijn 'vrije tijd' voor een M.O.-akte. . . (pedagogiek! ).
Niemand en niet in het minst ikzelf maakte in die tijd aanmerkingen op
mijn opvoeding tav. mijn kinderen. Ik werd zelfs geprezen door anderen
zo gemakkelijk en plezierig met mijn kinderen om te gaan en zulke
gezellige kinderen te hebben. Ze zaten dan ook om zo te zeggen 'lekker
in hun velletje'. We hadden een aantal heel plezierige jaren, totdat. . . ja
tot dat er weer iets gebeurde dat mijn moederschap op de helling zette.
Niet ikzelf zette dat voor reparatie op de helling, maar 'men' ging het
nu eens goed analyseren.
Ik werd op een bepaald moment in mijn leven door de maatschappij
met al haar normen en vooroordelen en met haar verwachtingspatroon
van wat goed en wat slecht is, gewogen. en . . . te licht bevonden. En
dat gebeurde in 1975.
Had nooit iemand zich afgevraagd of mijn levenspartner als relatie tot
mijn kinderen eventueel ongeschikt was hen mede op te voeden, toen ik
van partner veranderde, moest als gevolg daarvan, mijn moederschap
door diverse instanties onder de loep genomen worden.
O, mijn moeizaam verworven zelfvertrouwen op dat punt! !
Het M.O.B. (Medisch Opvoedkundig Bureau) vroeg zich in opdracht van
de kinderrechter oprecht af: 'Wat geeft deze vrouw haar kinderen aan
waarden mee? Zou haar dochter niet een teveel gerichte feministiese-
lesbiese opvoeding krijgen?' De Raad voor de Kinderbescherming in
haar onderzoek: 'Zou een tweede vrouw niet te bedreigend zijn voor
haar zoon ivm zijn identifikatie? ' Hun vader twijfelde op slag aan mijn