De Bonte Was, VROUWENWERK, Amsterdam 1975
17
alleen nuttig maar per se nodig te zijn en deed mijn best.
Dan kwam er een tijd dat moeder 'op de bank' mocht overdag.
Dan had ik het veel minder druk. Maar soms ook raakte ze
wat beter en was niet alleen op, maar ook kon ze weer bezig
zijn. Dan ging ik gauw uit, naar Leiden, logeerde bij mijn
verloofde en amuseerde mij. Tot na enkele dagen of weken
moeder weer door de ziekte overvallen werd, en ik mij naar
huis haastte.
Ik herinner mij weinig van het werk dat ik drie en een half
jaar lang thuis deed. Het meeste was allemaal zo 'vanzelf-
sprekend' dat ik het nog niet in mijn bewustzijn terug kan
krijgen. Alleen de 'bijzondere' dingen, zoals toen ik mij
realiseerde dat ik een erg goede ziekenverzorgster was ge-
worden. En dat ik het eten voor het gezonde deel van het
huisgezin precies op tijd op tafel kon hebben. Dat was nodig
in verband met vaders school- en lesuren. Dat precies en op
de minuut, dat ik daar een beetje trots op was, dat weet ik
nog, maar als ik mij dat niet herinnerde, zou ik niet eens
meer weten dat ik toen gekookt had. En misschien zou ik me
dat niet eens meer herinneren, als ik in mijn volgende huis-
vrouwenperiode dit niet weer opnieuw nodig gehad zou hebben.
Het is vreemd, ik denk erover na, en ik denk, zou het zo zijn
dat als je als vrouw de dingen doet zoals je het je moeder
altijd hebt zien doen, dat je aktieve bewustzijn er erg
weinig mee kan, dat het werk een soort van leven wordt,
'huisvrouwenbestaan', waarvan je de onderdelen niet meer
goed uit elkaar kan houden en apart kan beleven, zoals dat
wel kan met elders aangeleerd werk buitenshuis?
Door mijn huwelijk werd ik de vrouw van een huisarts, dok-
tersvrouw. Na één jaar kreeg ik de eerste van mijn twee
kinderen. Wat deed ik toen dat ik mij herinneren kan?
Ik maakte dagelijkse menu's voor ]4 dagen achter elkaar,
allemaal afwisselend, met alle 'goeie dingen' erin, kom-
pleet met de fantasierijke hapjes van de restjes voor de
broodmaaltijd, daarnaast de bijbehorende boodschappen
van de dag. Zo hield ik overzicht, ook over de etensuit-
gaven, en bovendien konden de huishoudelijke hulp en ik
elkaar afwisselen, al naar de één of de ander te doen had
in het onberekenbare werk in het huis van een huisarts toen.
Als het middagspreekuur afgelopen was, bewaakte ik (niet al-
tijd stilzittend natuurlijk, alleen ik weet niet meer wát ik
dan precies deed) het middagslaapje van mijn man in de ge-
makkelijke stoel, hij werkte hard en had daar best wel recht
op. Dan moesten de kinderen en iedereen stil zijn, en van de
telefoon of bel mocht hij geen last hebben. Hij had weerzin
tegen de geldelijke kant van zijn beroep, dus ik deed de
boekhouding. Ik deed na enige tijd ook de 'nachtpraktijk',
leerde te onderscheiden wanneer hij zijn bed uit moest en