Navigation bar
  Print document Start Previous page
 30 of 44 
Next page End 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35  

Sonja Prins, HERINNERINGEN AAN TRUDE BENEDIC, een vrouw in verzet. De Bonte Was 1980
30
de doodstraf werd het merg uit hun benen gehaald om de gewonde duitse soldaten weer gezond te
maken. Wanneer de wond aan hun been genezen was, waren zij voorgoed kreupel. Je zag ze op hun
krukken over de lagerstraat strompelen. Zo zijn er honderden meisjes in de bloei van hun leven
invalide gemaakt en velen zijn toch gestorven. Tot op een goeie dag alle poolse vrouwen
eensgezind verklaarden dat zij liever doodgeschoten wilden worden dan aan te zien dat de een na
de ander van de jonge meisjes een langzame dood stierf. Elke dag werden de poolse vrouwen
weggevoerd, tot even buiten het kamp. Wij hoorden de schoten als wij 's avonds op appèl stonden:
1,2,3,4, tot l0 of 12, elk schot één dode - het waren de dapperste, de politieke vrouwen, die vielen.
Maar de SS was bang geworden en er kwamen geen nieuwe kreupelen meer bij.
Op een dag kwam ik met 40 graden koorts terug in het kamp. Mijn ene oog werd steeds dikker en
mijn enige verlangen was om ergens te mogen liggen en mijn ogen dicht te doen. De pijn was bijna
niet om uit te houden. De volgende morgen werd ik opgenomen in de ziekenbarak. De SS-dokter
Zilanski zei dat ik geopereerd moest worden. Dat maakte mij erg bang, want iedereen wist dat zij
liever iemand lieten doodgaan dan de moeite van een operatie te nemen, als het niet voor een van
hun experimenten was. Ik wou niet blind door het leven gaan. Zilanski stond bekend als een van de
ergste sadisten. Toen ik voor hem stond dacht ik de hele tijd: denk er om, geen geluid, laat niet zien
dat je bang bent. Hij haalde zijn instrumenten voor de dag en begon te praten. 'Zo, politieke teef,
kommunistisch zwijn, nou zullen we es kijken. Het is gauw gebeurd. Wat heb jij dan uitgevoerd,
hè, ouwe feeks? Dus vijf jaar heb je er al op zitten, dat is nog niet lang. Er komen er nog wel zeven
bij, dan zijn het er twaalf. Eerder zie je je man en je kinderen niet terug. Misschien ben je dan al
grootmoeder. Vooruit ga op de tafel liggen.'
Ik vroeg: 'Dokter, mag ik alstublieft chloroform?'
'Geen sprake van. Wat denk je wel, kommunistisch zwijn? Hier de boel op komen vreten, en dan
nog een grote mond hebben ook?'
'Ik hou het niet uit, ik heb geen kracht meer, door de lange gevangenistijd...'
'Doodschieten moesten ze je. Hoeveel heb jij over de grens geholpen, hè? Allemaal zwijnen zoals
jij, die willen dat wij kapotgaan. Nou hebben wij het voor het zeggen.'
Ik dacht: dit zijn mijn laatste ogenblikken in het leven. Ik houd een oogoperatie zonder verdoving
niet uit, ook als hij mij niet verminkt ga ik dood. Ik zag het gezicht van Toni en de kinderen. Moest
ik ze alleen achterlaten? Maar de blik van de poolse dokter-gevangene, die achter Zilanski stond,
gaf mij moed. Zij zei iets in het latijn tegen Zilanski en toen hij niet antwoordde nam zij een flesje
met druppels, die de pijn in mijn ogen verdoofden. Een poosje later stond ik buiten, met een groot
verband om mijn hoofd, gesteund door twee gevangenen. Ik gilde: 'Zijn mijn ogen weg?', maar ik
had niet genoeg kracht om het verband er af te halen.
Uren later, toen ik in de barak lagen de anderen al sliepen, kwam de poolse dokter-gevangene om te
kijken hoe het met mij ging. 'Het is goed gegaan, Trude,' zei zij. 'Maar het was hoog tijd, je ogen
waren van binnen al aan het etteren. Wat heb je vroeger voor werk gedaan?' 'In het tuchthuis heb ik
tien maanden aan militair gifpoeder gewerkt. Toen waren mijn ogen ontstoken en het vel op mijn
handen, armen en hals liet in grote schilfers los. Ze hebben mij met rood licht bestraald en mijn
ogen zijn weer beter geworden.'
Maar het poeder had diep ingevreten, ik kon het niet kwijtraken. Nog altijd heb ik veel last van
hoofdpijn en tranende ogen.
In het donker kwamen ook mijn arme joodse meisjes aan de buitenkant, onder het raam, met mij
praten. 'Hoor je ons, Trude?'
'Ja hoor, Jetje. Hoe is het met jullie?'
'Ach, wij hebben nu een groene als aanwijsster, zij slaat ons als wij niet verder kunnen en zij
scheldt ons uit. 'Jodenpak, kreperen moeten jullie!'
'Ik kom gauw weer terug hoor. Doe de groeten aan al mijn meisjes en hou je taai.'
Previous page Top Next page