Navigation bar
  Print document Start Previous page
 7 of 44 
Next page End 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12  

Sonja Prins, HERINNERINGEN AAN TRUDE BENEDIC, een vrouw in verzet. De Bonte Was 1980
7
en de moeder deze dag allebei thuis waren, met koffie en koek, en de familie die op bezoek kwam.
Mijn vader was in de oorlog en mijn moeder moest zondags ook werken. Zij was altijd goed
geweest, waarom moest zij zich zo afbeulen? Dinsdag liet de dominee mij bij zich komen, omdat ik
de vorige avond niet naar het Heilig Avondmaal was gegaan. Hij vroeg waarom ik mij dan had
laten aannemen en daar kon ik hem geen antwoord op geven. Maar ik vroeg hem of er geen
gerechtigheid was, en hij zei dat ik nederig moest zijn en dat alles in God's hand lag. 'En mijn
moeder?' vroeg ik hem. 'Zij vraagt niets voor zichzelf, alleen voor haar kinderen.' Hij sprak over het
koninkrijk der hemelen, maar ik geloofde hem niet. Het was een makkelijke manier om niets te
hoeven doen. Vanaf die dag ben ik nooit meer in de kerk geweest.
Mijn moeder kon het nachtwerk in de fabriek niet uithouden, zij kreeg werk aan het spoor. Het was
zwaar sjouwen, maar zij bracht elke twee dagen een rantsoen toelage voor zware arbeid mee naar
huis. Mijn nieuwe schoenen werden voor brood verkocht, de kinderwagen ook, die bracht zes
broden op. Wiard kreeg werk in een fabriek waar hij 's ochtends om vier uur moest beginnen, maar
hij was bang om in het donker alleen door het bos van het park te lopen, daarom zette ik een
petroleumlamp onder in het portaal, liet de deur open en bracht hem elke morgen een stuk van de
weg naar zijn werk. Om mijzelf moed te geven had ik een kleine mondharmonica gekocht, en daar
speelde ik op als ik alleen terugliep. In de gebouwen midden in het park waren de gewonde
soldaten ondergebracht, mannen zonder armen of benen, het gezicht half weggeschoten, verminkt
en voorgoed ongelukkig. Het ergste was, datje zo weinig voor ze kon doen.
Overdag probeerde ik met Ellie, een buurmeisje van dezelfde leeftijd, hun wat afleiding te geven.
Door hun verhalen en uit brieven en foto's leerden wij de familie van de soldaten kennen. Urenlang
zaten wij stil te luisteren en zij waren blij dat wij kwamen. Toen er bij ons grote stakingen
begonnen in de wapenfabrieken spraken zij over het oprichten van arbeiders- en soldatenraden aan
het Oostfront. Voor Ellie en mij was dit niet zo iets bijzonders als zij dachten. De oorlog had ons
niets dan ellende gebracht, daarom vonden wij het vanzelfsprekend dat de soldaten hun officieren
wegjaagden, wij begrepen alleen niet waarom dit niet al veel eerder was gebeurd, dan waren deze
mannen ook niet verminkt.
Maar ik was nog een kind en een kind staat niet lang stil bij dingen die het niet begrijpt. Door de
verhalen van de soldaten over hun kinderen verlangde ik meer dan ooit naar wat hartelijkheid voor
mijzelf. Moeder hield wel van ons, maar zij was veel te moe na het zware werk om zich nog ergens
voor te interesseren. Mijn hele liefde ging uit naar mijn zusjes en Gus. Als ik tijd had speelde ik
met ze, 's avonds bracht ik ze naar bed en dikwijls als het donker werd zat ik met de twee kleintjes
op schoot bij de kachel en Gus naast mij, om te wachten tot zij slaap kregen. Ik was de oudste,
moeder had mij nooit op schoot genomen; zij was moegewerkt vanaf haar jeugd en zij had veel
verdriet gekend. Eens begon zij 's avonds laat, toen wij ieder aan een kant van de tafel zaten, van
ellende te huilen. Toen vertelde zij mij over haar jeugd en haar huwelijk. Zij kwam uit een groot
gezin; als jonge meid moest zij ver weg bij vreemde boeren werken. Toen zij achttien was
verloofde zij zich met een jongen waar zij erg veel van hield, maar hij kwam uit de stad en daarom
was haar vader er tegen. 'Als jij die verloving niet afbreekt,' zei hij, 'mag je dit huis niet meer
binnen komen.' Maanden gingen voorbij, mijn moeder kwam niet meer thuis. Op een
zondagochtend, om twee uur, ging oma op weg om met haar dochter te spreken die in de wei aan
het melken was. Het was twee uur lopen naar haar toe. Zij smeekte haar om vader zijn zin te geven.
Terwille van oma heeft moeder toegegeven en de verloving afgebroken. Een paar jaar later bracht
opa een flinke jonge man mee naar huis, om met zijn dochter kennis te maken. Mijn moeder was
bedroefd, het kon haar niet meer schelen, deze man of een andere. Zo zijn vader en moeder
getrouwd. Van die avond af nam ik mij voor om nooit een man te nemen van wie ik niet hield, en
mijn kinderen nooit zo'n leven aan te doen als ik zelf had gehad. Toen dacht ik nog dat alle
moeilijkheden opgelost waren als je maar gelukkig getrouwd was.
Previous page Top Next page