Navigation bar
  Print document Start Previous page
 8 of 44 
Next page End 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13  

Sonja Prins, HERINNERINGEN AAN TRUDE BENEDIC, een vrouw in verzet. De Bonte Was 1980
8
Roergebied 1917-1924
Wiard had werk gekregen op het telegraafkantoor, moeder werkte nog steeds aan het spoor, De
oorlog liep op zijn eind, het was aan alles te merken. Hongeroptochten, schoten, Schupo's die de
winkels bewaakten, lage rantsoenen, 160 gram brood per dag en 50 gram vet in de week.
Duizenden soldaten kwamen op eigen gelegenheid naar huis, vermagerd en onder de luizen. Mijn
vader was daar bij. 'Nou,' zei hij, 'ben je niet blij dat ik weer thuis ben?' Ik dacht aan het leven dat
weer zou beginnen, en ik zei: 'Ik ben nu oud genoeg om mijn eigen kost te verdienen, Wiard ook.
Maar voor mama en de drie kinderen moet jij zorgen. Jij hebt je nooit iets van je gezin
aangetrokken.' Ik kreeg een klap zodat ik tegen de keukenkast aanvloog. Moeder durfde niets te
zeggen en keek mij smekend aan. Zonder eten moest ik naar bed en acht dagen mocht ik de deur
niet uit.
Het was vrede, de keizer trad af, er zou een andere regering komen, die rekening hield met de
wensen van het volk. De reactie werd weer in het zadel geholpen en Noske, de sociaaldemokraat,
sloeg de arbeiders neer die zich daartegen verzetten. Dat was de manier waarop de regering
rekening hield met de wensen van het volk. De arbeiders, die de last van de oorlog hadden
gedragen, moesten weer in het gareel om nieuwe winsten te maken voor de grote fabrikanten.
Duitsland mocht niet socialistisch worden, elk middel was goed om dat te verhinderen.
Moeder werd ontslagen. Alle vrouwen in de metaalbedrijven en in overheidsdienst moesten plaats
maken voor mannen die teruggekomen waren. Maar vader vond zichzelf te goed om onder een baas
te werken en daarom deed hij voorlopig maar niets. Eens besloot hij om deel te nemen aan een
demonstratie, omdat een paar kameraden hem vroegen om mee te gaan, maar op het laatste
ogenblik durfde hij niet. Wiard en ik moesten het gezin onderhouden. Op het arbeidsbureau werd ik
ingedeeld op de steenbakkerij, een uur lopen buiten de stad. Van 's ochtends 7 tot 's middags 5 reed
ik met mijn kruiwagen en stapelde de stenen op. 's Middags kregen wij eten van de gaarkeuken,
blauwe gort of koolraap, de duitse ananas. Als ik thuiskwam ging ik tegelijk met de kinderen naar
bed en ik sliep zo vast dat zelfs de stem van vader mij niet wakker maakte.
Eindelijk had vader iets gevonden. Hij leende geld en huurde twee winkelpanden naast elkaar, een
voor kruidenierswaren en een voor speelgoed. De leveranciers gaven 14 dagen krediet. Achter de
ene winkel richtte hij een kamer in voor zichzelf en bleef daar wonen. Zo was moeder weer met
haar vijf kinderen alleen. Ik zou niet ingegrepen hebben als vader niet ook nog moeder bij zich had
laten werken, zonder dat hij iets bijdroeg in de kosten van ons onderhoud. Iedere avond liet hij haar
de winkel en zijn kamer schoonmaken, 's ochtends bracht zij hem thee en 's middags warm eten. Op
een avond vond zij de deur op slot en toen zij aan de achterkant door het, raam keek zag zij hem
met een andere vrouw. Ik zei, dat zij blij moest zijn dat zij van hem af was, dat Wiard en ik genoeg
verdienden en dat zij eens 'n beetje aan zichzelf moest denken.
Maar toen vader zei dat zij zich vergist moest hebben, want dat er niemand geweest was, vergat zij
haar boosheid weer en ik kon haar niet zover krijgen dat zij met hem brak. Alle kruidenierswaren,
die zij door de week bij hem haalde, betaalde zij zaterdags met het geld dat Wiard en ik verdienden.
Eerst moest hij er bovenop komen, zei hij, wij mochten hem nu niet lastig vallen. Op een keer zei
vader tegen Gus dat moeder vergeten had om een rolletje naaigaren te betalen, en toen besloot ik
om er een eind aan te maken. Vader hield voet bij stuk en beweerde dat hij niet in staat was om ons
iets te geven. 'Dat zullen we eens zien,' zei ik, 'of je kinderen op de wereld kunt brengen en er je
hele leven geen hand voor uitsteken.' Ik ging naar een advokaat en zei dat mijn moeder mij had
gestuurd omdat zij zelf niet durfde. Het werd een rechtszaak en vader moest alles betalen, ook de
onkosten, en elke week een vaste som. De eerste tijd heeft hij het gedaan, maar het duurde niet
lang, en moeder zat er niet achterheen. 
Aan het einde van het seizoen was mijn werk in de steenbakkerij afgelopen. Moeder zei dat ik in
mijn leven nog veel moest leren, ook koken en naaien, dat kon altijd te pas komen. Daarom sprak
Previous page Top Next page