BRIEVEN VAN CALAMITY JANE AAN HAAR DOCHTER
©Shameless hussy press, 1976
©Nederl. vertaling Feministiese uitg. De Bonte Was 1977
13
heeft het bij mij achtergelaten en is het niet komen
ophalen. Ik heb voor haar gezorgd toen ze het kind
kreeg en nu mag ik het houden als beloning voor
de moeite. Iedereen heeft wel wat te vragen over
dit meisje en dan zeg ik 'O dat is er een van mij
wisten jullie dat niet.' Maar tegen een ander zeg ik:
weer 'O dat is mijn kleindochter.' Ik heb ze alle-
maal op stang gejaagd met mijn leugens over al die
kinderen die ik allemaal gebaard heb. Jij bent de
enige echte en nu word je in September 14 jaar. Ik
kom je weer opzoeken als je 18 bent. Daar stel
ik me op in. Ik ga een thuis zoeken voor dit
meisje. Ik kan niet tegelijkertijd én werken én voor
haar zorgen.
Becky en Jimmy zijn klaar met hun opleiding maar
ze zijn mij in de opwinding van hun carrière allebei
vergeten. Ze houden ook niet meer van elkaar.
Becky is een goed actrice in New York. Ze is be-
roemd aan het worden en denkt nooit meer aan de
vrouw die een hele nacht gegokt heeft voor het
geld dat haar op Broadway heeft gebracht. Dat is
dankbaarheid Janey en de moeder van die baby
hier is er ook zo eentje die me wel een trap na zal
geven.
Ik ga een of ander baantje zoeken. Ik heb een tijdje
in het café van Russell gewerkt. Abbot heeft me
aan dat baantje geholpen. Ze willen dat ik weer op
de postkoets ga rijden. Want toen ik bij Russell
werkte wilden die goede brave inwoonsters me de
stad zien uit te werken. Ze kwamen het café in met
een paardezweep en een grote schaar om mijn haar
af te knippen en er een korte kop van te maken
zoals de Parijse Hoeren het moeten hebben om
door hun eigen brandmerk herkenbaar te zijn. Nou
Janey ik heb zo op mijn eigen manier met ze afge-
rekend en heb de stad niet verlaten met kort haar
of striemen van hun zweep. Ik ben vanaf de bar
midden tussen ze in gesprongen en voor dat ze pap
konden zeggen had ik ze allemaal aan het janken.
Eén van die teven heb ik de oude zwarte krullen
van d'r kop geknipt en ik heb de zweep over ze
heen gehaald en als Abbot en Ds. Sipes niet waren
binnengekomen dan had ik er één had ik er een
heel stel vermoord en het stof trok op en daar ston-
den ze met zijn allen, met hun scalpen nog steeds
op hun hoofd minus een paar plukken haar en niks
aan de hand behalve dat ze her en der over de vieze.
vloer gesleurd waren en hun jurken aan flarden
hingen en er een paar petticoats ontbraken. Idioot
dat die krengige keurige vrouwen geen zakdoeken
gebruiken en hun snotterige neuzen in hun petti-
coats snuiten. Ik wed dat hun petticoats rechtop
zouden blijven staan als ze ze in een hoek zouden
gooien. Je had de mannen moeten zien. Ze gingen
allemaal een eind uit de weg maar ze hebben het