BRIEVEN VAN CALAMITY JANE AAN HAAR DOCHTER
©Shameless hussy press, 1976
©Nederl. vertaling Feministiese uitg. De Bonte Was 1977
18
ze kruidenierswaren en brandstof en een dokter om
voor ze te zorgen totdat het gezin Anderson weer
op de been was. Feeley heeft altijd voor zich ge-
houden wie de weldoener was. Als het brallend
dronkemansgeluk is wat de mannen willen dan
kunnen ze dat krijgen.
Hun geile geld brandt gaten in hun zakken maar
naast Feeley wordt het nog in andere zaken be-
steed.
Vlakbij de Yellowstone zit een slechte spaak in het
wiel. In de kelder zijn boze vuile stinkende slecht
verlichte hokken klein miserabel en gevaarlijk met
een verborgen valluik dat direkt op de rivier uit-
komt ten dienste van degenen die er gewoon niet
meer tegen kunnen. Vaker nog worden ze beroofd
en de rivier ingegooid omdat de bende denkt dat
het spionnen zijn of verklikkers. Ik vertel je dit
omdat ik wil dat je weet in wat voor wereld we hier
leven.
Sommige mensen denken dat de wereld hun hoort
te onderhouden, maar de wereld hoeft niemand te
onderhouden, heeft dat ook nooit gedaan en zal
het nooit doen. Ik ben van plan mijn intrek te
nemen in een boerderijtje ten westen van Billings,
bij Canyon Creek. Mijn paard Satan is dood. Ik heb
hem boven in de heuvels van Deadwood laten be-
graven. Hij was ook zo oud. Er mankeerde hem
niets behalve de leeftijd. Hij kon zulke slimme
dingen. Knielde altijd voor me zodat ik kon af-
stijgen, gaf een poot en begreep alles wat ik tegen
hem zei. Ik had een zak haver - iedere dag stond
hij aan de deur en kreeg een bak vol. Ik schudde
altijd de haver uit de zak waar hij bij was. Op een
dag stond hij daar, ik liet hem de lege zak zien en
vertelde hem dat het op was. Hij liep naar de heu-
vels vlakbij en is er nooit meer om komen vragen.
Hij wist het. Hij had het begrepen. Nou, hier zit ik
dan dit oude album nat te maken met mijn tranen
om mijn arme trouwe kameraad. - welterusten
Janey tot de volgende keer.
Juli 1893
Vandaag heb ik in de ergste hagelbui gezeten die ik
ooit in dit land heb meegemaakt en zoals ik er
nooit meer een zal meemaken al word ik 100. Ik
reed op de postkoets. Hagelstenen zo groot als
koffiekopjes sloegen tegen het dak van de koets en
scheurden het open als een mes. Ik zat vlakbij een
verlaten hut met een oude schuur er vlak naast dus
joeg ik de paarden de schuur in. Het hielp een beet-
je maar de achterkant van de koets stond in de
storm. Ik had de schuur niet snel genoeg kunnen
inkomen want toen het allemaal achter de rug was
merkte ik dat een van de paarden zo hard door een