Charlotte Perkins Gilman, Het gele behang (1892). Nederlandse vertaling, De Bonte Was, 1977
14
Dit bed is niet in beweging te krijgen.
Ik probeerde het op te tillen en te duwen tot ik lam was en toen werd ik zo
boos dat ik een klein stukje van een hoek heb afgebeten maar het deed zeer
aan mijn tanden.
Toen scheurde ik al het papier eraf waar ik bij kon terwijl ik op de vloer
stond. Het kleeft vreselijk en het patroon heeft daar plezier in! Al die
gewurgde hoofden en uitpuilende ogen en waggelende zwamgroeisels gillen
van het lachen!
Ik word boos genoeg om iets wanhopigs te doen.
Uit het raam springen zou een bewonderenswaardige vorm van
lichaamsbeweging zijn, maar de tralies zijn te sterk om het zelfs maar te
proberen.
Ik zou het trouwens toch niet doen. Natuurlijk niet. Ik weet heel goed dat
zo'n stap onfatsoenlijk is en verkeerd uitgelegd kan worden.
Ik heb zelfs geen zin uit het raam te kijken er zijn zoveel van die
kruipende vrouwen, en ze kruipen zo snel.
Ik vraag me af of ze allemaal uit het behang komen, zoals ik?
Maar ik ben nu veilig vastgebonden met mijn zo goed verstopte touw - je
krijgt mij niet op de weg daar!
Ik neem aan dat ik vannacht terug moet naar achter het patroon, en dat is
wreed!
Het is zo prettig eruit te zijn in deze grote kamer en rond te kruipen zoals ik
het zelf prettig vind.
Ik wil niet naar buiten. Ik ga niet, zelfs niet als Jennie het me vraagt.
Want buiten moet je op de grond kruipen, en alles is er groen in plaats van
geel!
Maar hier kan ik makkelijk over de grond kruipen, en mijn schouder past
precies in die lange groef rondom langs de muur, dus ik kan niet verdwalen.
Hé, daar is John aan de deur!
Het heeft geen zin, jongeman, je kunt hem niet open krijgen!
Wat roept en bonst hij!
Nu schreeuwt hij om een bijl.
Het zou zonde zijn die mooie deur in te slaan!
'Lieve John', zei ik met mijn liefste stem, 'de sleutel ligt beneden bij de
stoep, onder een weegbreeblad! '
Dat hield hem een paar minuten rustig.
Toen zei hij - erg rustig: 'Doe de deur open, liefje!'
'Dat kan ik niet!' zei ik, 'de sleutel ligt bij de voordeur onder een
weegbreeblad!'
En toen zei ik het nog eens, herhaalde het, erg lief en langzaam, en ik zei het
zo vaak dat hij wel moest gaan kijken, en hij vond hem natuurlijk, en kwam
binnen. Hij bleef stokstijf staan bij de deur.
'Wat is er?' riep hij, 'Wat doe je in godsnaam?'