Charlotte Perkins Gilman, Het gele behang (1892). Nederlandse vertaling, De Bonte Was, 1977
9
liefje, of je het zelf nu vindt of niet. Ik ben dokter, schat, en ik weet het. Je
wordt dikker en je krijgt meer kleur, je eet beter, ik voel me echt veel
geruster over je'.
'Ik weeg niets meer', zei ik, 'en ook niet evenveel; en m'n eetlust mag dan 's
avonds beter zijn, als je hier bent, maar die is 's morgens slechter, als jij weg
bent!'
'Mijn kleine liefje', zei hij, terwijl hij me tegen zich aandrukte, 'Ze mag zo
ziek zijn als ze zelf wil! Maar zullen we nu gaan slapen, want morgen is het
weer vroeg dag. En er morgen verder over praten? '
'En ga je dan niet weg?' vroeg ik somber.
'Hoezo, hoe kan ik dat doen, schat? Nog maar drie weken en dan gaan we
een paar dagen een leuk reisje maken terwijl Jennie het huis in orde maakt.
Je bent echt beter liefje! '
'Lichamelijk misschien...' begon ik, maar ik hield meteen op. Want hij ging
rechtop zitten en keek me met zo'n strenge, verwijtende blik aan dat ik geen
woord meer kon uitbrengen.
'Lieveling', zei hij, 'wil je alsjeblieft, voor mijzelf en voor de baby, en ook
voor jouzelf, dat idee onmiddellijk uit je hoofd zetten? Niets is zo
gevaarlijk, zo fascinerend voor een temperament als dat van jou. Het is een
onjuiste en dwaze gril. Kun je me als dokter niet vertrouwen als ik je dat
zeg? '
Natuurlijk ging ik niet verder in op dat onderwerp en al gauw hierna gingen
we slapen. Hij dacht dat ik het eerst in slaap was maar dat was ik niet. Ik lag
nog uren wakker en probeerde steeds maar te beslissen of het voorste
patroon en het achterste inderdaad samen bewogen of apart.
Een patroon als dit heeft bij daglicht een gebrek aan logika, een verzet tegen
de regels, dat een voortdurende ergernis is voor de normale geest.
De kleur is afschuwelijk genoeg, en onberekenbaar genoeg, en tartend
genoeg, maar het patroon is ronduit martelend.
Je denkt dat je het de baas bent, maar net als je goed bezig bent het te
volgen, maakt het een achterwaartse salto en ben je weer even ver. Het geeft
je een klap in je gezicht, slaat je neer en stampt je de grond in. Het is een
boze droom.
Het buitenste patroon is een opzichtige arabeske die je doet denken aan een
zwam. Als je je een samengestelde paddestoel kunt voorstellen, een
oneindige reeks paddestoelen, uitbottend en uitpuilend, in eindeloze
verstrengelingen - ja, zo ziet het er ongeveer uit.
Dat wil zeggen: soms!
Er is één duidelijke eigenaardigheid met dit behang, iets wat niemand
schijnt op te merken behalve ikzelf, en dat is dat het verandert als het licht
verandert.
Als de zon binnenschiet door het oostelijke raam - ik wacht altijd op die
eerste lange rechte straal - verandert het zo vlug dat ik het nooit helemaal
kan geloven.
Daarom kijk ik er altijd naar.