MISDADEN TEGEN DE VROUW
, Tribunaal Brussel 1976. Diana Russell & Nicole Van de Ven, 1977
Nederlandse vertaling, De Bonte Was, Amsterdam 1977
50
stellen met kinderarbeid, dat wil zeggen, het wordt als een noodzakelijk kwaad beschouwd dat
indien mogelijk afgeschaft dient te worden. Deze toestand wordt in stand gehouden door de
overheid en bevorderd door de zgn. 'beschermende' wetten. Bijvoorbeeld: nachtarbeid voor
vrouwen en kinderen is verboden en er worden pogingen in het werk gesteld om vrouwen 'vrij te
stellen' van het werken in fabrieken. Dit heeft tot gevolg, dat vrouwen wettelijk gedwongen zijn zich
te beperken tot werken in de dienstverlening of huishouding - al jaren het lot van massa's Spaanse
vrouwen. Daarbij komt, dat getrouwde vrouwen beperkt worden in hun werkzaamheden,
aangezien zij de toestemming van hun echtgenoot nodig hebben om een arbeidskontrakt te
tekenen en geld voor hun werk te ontvangen. Vrouwen verdienen bijna 40% minder dan mannen
krijgen en aan vrouwen worden hogere eisen gesteld voor hetzelfde werk. Voorts wordt de
produktiviteit van vrouwen 20% lager geacht dan die van mannen. Wat de sociale lasten betreft
dragen getrouwde vrouwen hetzelfde bedrag af als mannen, maar zij krijgen geen pensioen bij
overlijden van hun man, alleen als hij niet in staat is tot werken.
In 1974 werd een amendement op de Spaanse grondwet betreffende de politieke rechten van
vrouwen eindelijk aangenomen. Dit amendement had sinds 1952 opengestaan voor goedkeuring.
Het bepaalt, dat vrouwen bij alle verkiezingen op dezelfde voorwaarden die voor mannen gelden
hun stem mogen uitbrengen, dat vrouwen verkiesbaar zijn in openbare collectieve organisaties en
dat zij het recht hebben alle openbare funkties te bekleden die uit de nationale wetgeving
voortvloeien. Maar het amendement stelt ook, dat deze rechten niet de bedoeling hebben de
beschikkingen in de huidige Spaanse wetgeving die bepalen dat normaal de vader het hoofd van
het gezin is aan te tasten. En artikel 2 en 3 vermelden, dat onverlet dient te blijven het feit, dat
sommige beroepen door hun aard alleen behoorlijk kunnen worden uitgevoerd door mannen of
door vrouwen, wat overeenkomt met de Spaanse wet.
Het uitstel van 22 jaar voor de goedkeuring van dit amendement en de zojuist aangegeven
beperkingen van deze wetgeving zijn het bewijs van de ongelijkheid in rechten van Spaanse
mannen en vrouwen. Dit blijkt verder duidelijk uit het feit, dat in mei 1975 vrouwen slechts de
volgende plaatsen bezetten in het regeringsapparaat: directoraat-generaal 1 vrouw - 99 mannen.
In de gemeenten was geen enkele vrouw hoofd van een afdeling. Provinciale bestuur: 7 vrouwen -
52 mannen. Burgemeesters: 52 vrouwen - 8650 steden. Officiers van Justitie: 8 vrouwen - 552
mannen. Er hebben geen vrouwen zitting in internationale organisaties, waarin Spanje
vertegenwoordigd is. In de vakbonden bevinden vrouwen zich alleen in de onderste regionen; in
besturen van scholen voor beroepsonderwijs zijn geen vrouwen.
Getuige 6: België
België is één van de vele landen waar veel wetsontwerpen zijn aangenomen die vasthouden aan
het principe dat mannen en vrouwen gelijk behandeld moeten worden in arbeidssituaties. Maar
België is ook één van de vele landen waar de werkelijke situatie heel anders is dan de
vastgestelde wettelijke principes. Op dit moment werken meer dan 30% van alle vrouwen in België
buitenshuis. Op dit moment zijn 10% van die werkende vrouwen werkloos. Dat is een erg hoog
aantal en er zijn meer werkloze vrouwen, in werkelijke aantallen, dan werkloze mannen. Een van
de redenen hiervoor is dat vrouwen zich gewoonlijk op een bijzondere arbeidsmarkt bevinden,
namelijk de zgn. 'secundaire arbeidsmarkt', waar vrouwen arbeidsplaatsen bezetten die slecht
betaald worden, laag gewaardeerd worden, niet stabiel zijn en waarin promotiemogelijkheden nihil
zijn. Het loonprobleem is nauw verbonden met deze onevenredige arbeidssituatie. Er is een
verschil van 32% tussen de inkomens van vrouwen en die van mannen in België. Van dit
inkomensverschil van 32% is 19% gebaseerd op diskriminatie, d.w.z. zonder meer te wijten aan
het feit dat het werk van vrouwen beschouwd wordt als inferieur ten opzichte van dat van mannen.
De rest is gebaseerd op gebrek aan anciënniteit en het feit dat vrouwen lager gekwalificeerd zijn.
De arbeidssituatie voor vrouwen in België wordt verder gekompliceerd door het feit dat vrouwen
de last dragen van verplichtingen tegenover hun gezin. Van vrouwen verwacht men op de eerste
plaats dat ze hun rol in het gezin vervullen, in het bijzonder het opvoeden van de kinderen.