Navigation bar
  Print document Start Previous page
 10 of 18 
Next page End 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15  

10
van godheid of wereldgeest, noch door de gezamenlijke inspanningen van een naar
overheersing van de natuur strevende mensheid. De wereld is in laatste instantie irrationeel,
toevallig, chaoties. Toch kan de wetenschap wel enige systematisering aanbrengen.
Menselijke handelingsgronden zijn niet oneindig gevarieerd. Weber onderscheidt drie
vormen van richtinggeving (oriëntering) van het handelen: op grond van traditie, op grond
van gevoelens, en op grond van rationele overwegingen. Alle vormen van overheersing
moeten van deze oriënteringen gebruik maken.
Overheersing en legitimatie
Waarom is deze wetenschap, de ‘verstehende’ (begrijpende) sociologie, zo geïnteresseerd
in overheersing? Omdat overheersing de meest stabiele, en zo de gemakkelijkst te
bestuderen, sociale strukturen schept; en verder omdat Webers grondvraag dezelfde was als
die van Marx: waarom juist in Europa de moderne samenlevingen zijn ontstaan, en niet in
Azië of Amerika, waar ook machtige, hoog ontwikkelde rijken hebben bestaan. Waar Weber
in geïnteresseerd was, is in de geschiedenis van de moderne overheersing – uit zeer
ambivalente overwegingen. Enerzijds wilde hij de overheersing perfektioneren, ter wille van
de grootheid van Duitsland, die hij onmisbaar achtte zowel voor de welvaart van de arbeiders
als voor het behoud van Europese kultuurwaarden (Goethe en Beethoven en zo) en
anderzijds wilde hij waarschuwen voor de verstikkende werking van diezelfde vorm van
heerschappij.
Die heerschappij is die van de burokratie.
De traditionele heerschappij en rationalisering
Een echte burokratie, met benoemde ambtenaren, is iets moderns. De traditionele
heerschappij is volgens Weber de oudste vorm van overheersing. Het is de patriarchale
heerschappij van de vaders over vrouwen en kinderen, van de vorsten over hun onderdanen.
Zij beroepen zich op de heiligheid van wat altijd zo geweest is; hun wil is wet, zij hoeven aan
niemand verantwoording af te leggen behalve aan hun goden. De priester-koningen zijn de
oudste vorsten. Zij hebben de belastingen uitgevonden en daarmee het schrijven en
rekenen: de beschaving. Wie ‘Geschiedenis van de vrouwentoekomst’ heeft gelezen kent
hun problemen. Zij hadden wel ambtenaren, maar die dreigden steeds maar weer zelf
vorsten te worden: ze konden zich altijd ekonomies onafhankelijk maken door de belasting
die ze inden – in natura, want vóór de handel was ontwikkeld bestond er nauwelijks geld –
voor zichzelf te houden. Dan moest de vorst er weer met een leger naartoe om ‘tribuut’ af te
dwingen, en de ene vorst was hier beter in dan de andere. Oorlog was dus een
onvermijdelijk onderdeel van het binnenlands bestuur.
Steeds maar weer hebben de vorsten gezocht naar middelen om hun ambtenaren aan zich
te binden, en steeds maakten die zich weer los, liepen over naar vijandelijke vorsten,
organiseerden samenzweringen – al die gebeurtenissen waar de geschiedenisboeken mee
volstaan. Al die mannen hadden immers niets met elkaar te maken. Zij hadden allemaal hun
eigen traditie, hun eigen loyaliteiten. Oorspronkelijk voelden mannen zich alleen verwant met
hun broeders; hun generatiegenoten van dezelfde groep. Later werden er, met verwante
groepen, kunstmatige broederschappen tot stand gebracht. Verder dan die beperkte kring
hoefde geen man zich ‘menselijk’ (dus volgens de traditionele verwantschapsnormen) te
gedragen.
Wat wij van Weber hebben overgenomen is de analyse over het langzame proces van
uitbreiding van de broederschapsbanden. Weber analyseert namelijk alleen die sociale
vormen, die met overheersing te maken hebben, en dat betekent dat zijn sociologie
uitsluitend over banden tussen mannen gaat. Alle banden die hij vindt zijn beperkt en tijdelijk,
maar in de Europese geschiedenis is een geleidelijk veralgemeniseringsproces waar te
nemen.
Previous page Top Next page