Navigation bar
  Print document Start Previous page
 12 of 18 
Next page End 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17  

12
middelen zijn eigendom van de staat geworden. Er bestaat tussen mannen geen persoonlijk
gezag meer op grond van geboorte en traditie. Alle gezag berust op wetten: algemene
voorschriften die volgens een bepaalde procedure door daarvoor aangewezen mannen zijn
vastgesteld.
De burokratie heerst zonder aanzien des persoons, zonder emoties. Het enige levensgebied
dat hier buiten blijft is de vrije markt, de enige die niet onderworpen is aan het
ambtenarenapparaat is de ondernemer. Wat de socialisten willen – nationalisatie van de
produktiemiddelen – beschouwt Weber als de voltooiing van het burokratiseringsproces: als
de staat ook de produktiemiddelen in handen heeft, zal de ambtenarenheerschappij totaal
zijn. Erger nog, als de kapitalistiese winstrekening verdwenen is, bestaat geen enkel
kriterium meer om te beslissen wat er geproduceerd wordt en hoeveel: willekeur en terreur
zullen de burokratisering aanvullen.
Toen Weber dit voorspelde was de Russiese revolutie twee jaar oud. Weber was overigens
niet de enige die voorspelde dat de Staat niet zou afsterven; de anarchisten hadden
hetzelfde gezegd, en ook binnen de kommunistiese partij hadden mensen als Rosa
Luxemburg gewaarschuwd tegen Lenins organisatieprincipes. Lenin had de partij immers
strak hiërarchies georganiseerd; hij presenteerde dat als een soort ei van Columbus: de
strijdbaarste en bekwaamste arbeiders zouden dan vanzelf in het partijapparaat opklimmen.
Ook na de revolutie kon een dergelijk systeem gehandhaafd blijven: als maar de ambtenaren
niet meer verdienden dan een gewone arbeider, verantwoording verschuldigd zouden zijn
aan de arbeiders, en geen speciale status zouden hebben (dat laatste was al door Marx
beschreven in zijn analyse van de Parijse Commune van 1870 in ‘De burgeroorlog in
Frankrijk’).
Politiek en ekonomie
Wat bij Weber geheel onduidelijk blijft, is hoe het kapitalistiese produktieproces eigenlijk
werkt. Op zichzelf zijn rationalisatie en burokratie bij hem niet tot het gebied van de formele
overheersing, de staat, beperkt: ook het bedrijfsleven is gebaseerd op formeel-rationele
vormen van boekhouding en rentabiliteitsberekening, op bevoegdheden, verdeling en
koördinatie. Volgens Weber kunnen monopolisten zelf regels vaststellen voor hun klanten die
in de praktijk als ‘recht’ fungeren; en natuurlijk ook voor hun arbeiders. Toch blijft voor Weber
het kapitalisme het gebied van vrijheid, omdat de ondernemers niet, zoals de politici in de
rechtsstaat, aan hun eigen regels gebonden zijn. Aan welke regels de ondernemer wèl
gebonden is, interesseert hem als socioloog niet: want dat is het gebied van de ekonomiese
wetenschap.
Die ekonomiese wetenschap was in Webers tijd niet meer de ‘klassieke ekonomie’ van Smith
en Ricardo, wier arbeidswaardeleer Marx overnam; en evenmin die van Marx, maar de
Oostenrijkse school van het ‘grensnut’ die meende het gedrag van vragers en aanbieders af
te kunnen leiden uit de wet dat het eerste brood voor de koper waardevoller is dan het
tiende. ‘Waarden’ zijn dus relatief, er is geen vast punt zoals in de arbeidswaardeleer, die
stelt dat de waarde van het produkt uiteindelijk te herleiden is tot de hoeveelheid arbeid die
nodig is geweest om het produkt voort te brengen. Het gaat er dus om dat het ekonomies
leven voor kennisteoretiese relativisten als Weber door andere wetenschappen gekend, en
andere wetten beheerst wordt als het sociale leven.
Want de markt, zegt Weber, is de eerste sociale verhouding waar geen broederlijkheid aan
te pas komt, omdat de kontraktpartners elkaar niet eens kennen.
Politieke ekonomie
Wat gebeurt er nu, als je Webers sociologie zou gaan verbinden niet met de
grensnutekonomie, maar met de politieke ekonomie van Marx en Engels?
Marx en Engels zijn het niet eens met de scheiding tussen politiek en ekonomie. Zij vinden
dat hun ekonomiese analyse ook informatie geeft over het politieke, sociale en kulturele
Previous page Top Next page