Navigation bar
  Print document Start Previous page
 11 of 18 
Next page End 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16  

11
De motor voor dat proces is niet de traditionele heerschappij zelf. De traditie is konkreet,
specifiek, persoonsgebonden, en kan per definitie niet veranderen. Weber ziet de bron voor
verandering in de tweede oriënterings- en overheersingsvorm: het emotionele. Het gezag dat
gebruik maakt van emotionele oriëntaties heet ‘charisma’; het berust op bijzonder zijn,
voorbeeldig zijn, op inspiratie of genie – in elk geval op het buitengewone, het anders zijn
dan anders. De charismatiese leider zet zich ook nadrukkelijk af tegen traditie; zijn
karakteristieke uitspraak is: ‘Er staat geschreven ..., maar ik zeg u....’. Omdat hij los staat van
de traditie, kan het charisma nieuwe banden scheppen tussen leider en volgelingen. Zij
hoeven geen broeders te zijn, verwanten of landgenoten. Hij kan hen aanspreken op alle
mogelijke denkbare behoeften: roem, eer, macht (de condottiere, de roverhoofdman, de
gangster) tot aan de rechtvaardigheid (profeten, filosofen). Weber onderscheidt hier niet
tussen. Het gaat hem om de bijzondere vorm, niet om de inhoud. Charismatiese
bendeleiders maken nieuwe manieren van oorlogvoering mogelijk, filosofen en profeten
formuleren de rechten van steeds grotere groepen mannen. Beiden dragen bij aan de
vernieuwing van het menselijk leven – voorzover tenminste de door hen geschapen
verhoudingen stand houden.
Sociale vernieuwingen blijven alleen bestaan als zij aansluiten bij ekonomiese verhoudingen.
Bij Weber is het verband tussen ekonomiese en sociale struktuur negatief geformuleerd, bij
Marx positief: daar brengt de ekonomie, de broodwinning, de sociale strukturen voort. Bij
Weber kunnen sociale strukturen ook voortkomen uit andere menselijke behoeften, zoals die
aan macht of zingeving; bij Marx worden ook dergelijke behoeften in laatste instantie
voortgebracht door de verhoudingen waarbinnen mensen aan de kost moeten komen. Er is
sprake van en voortdurende wisselwerking tussen ekonomiese, bestuurlijke, militaire en
religieuze vernieuwingen. Weber heeft geen verklaring  voor de herkomst van charismatiese
leiders: hij ziet de oorzaak van hun succes veel meer in hun peroonlijke begaafdheid dan in
de behoeften van hun volgelingen. (Waaraan kennelijk, in de bestaande verhoudingen, niet
voldaan werd; ook die behoeften zouden door een marxist misschien herleid kunnen worden
tot de klasseverhoudingen van het moment.)
Bij Weber worden de sociale verhoudingen voortgebracht door de overheersers; zij ordenen
de chaos van traditionele en particularistiese verhoudingen. Zij doen dat bewust, met een
scherp oog voor hun eigen voordeel (zelfs de religieuze charismatiese leiders, die geen
aardse voordelen voor zichzelf nastreven, zullen van hun volgelingen op den duur enige
vorm van broodwinning moeten innen).
Moderne, rationele vormen ontstaan juist door dit streven naar materieel voordeel: nieuwe
kansen op voordeel worden steeds ‘gemonopoliseerd’ door buitenstaanders uit te sluiten; de
deelnemers aan het monopolie gaan dan samen een rechtsgemeenschap vormen. Het
moderniseringsproces (rationaliseringsproces) bestaat in Webers visie uit de uitbreiding en
aaneenkoppeling van dergelijke rechtsgemeenschapjes op steeds algemener termen.
Steeds meer rationele beheersingstechnieken ontstaan: in de legers wordt de discipline
ontwikkeld, en vervolgens worden ambtenarenapparaten naar militair model georganiseerd.
Het Romeinse recht maakt zowel de handel als de abstrakte, algemene belastingwetgeving
nodig. De handel schept het geld – de vorsten kunnen hun ambtenaren gaan betalen. In de
17
e
en 18
e
eeuw ontwikkelen Franse en Pruisiese vorsten de politiestaat, waarin alles en
alles door de overheid geregeld is.
Burokratie en kapitalisme
Het enige wat tegen de burokratisering opgewassen is, is het kapitalisme. In Engeland heeft
het zich vrij ongestoord kunnen ontwikkelen, juist omdat daar niet zo’n sterke centrale
overheid was. In 1789 worden in Frankrijk de oude machten die de vrije ontplooiing van het
individuele winstbejag in de weg stonden, onthoofd.
De nieuwe staten hebben het gemakkelijker dan de oude absolute vorsten: hun onderdanen
zijn sinds de Franse revolutie allemaal formeel gelijk; zij vallen allemaal onder dezelfde
wetten. Alle zelfstandige bestuurders en militairen zijn onteigend: alle bestuurs- en militaire
Previous page Top Next page