Navigation bar
  Print document Start Previous page
 84 of 111 
Next page End 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89  

De Bonte Was, MOEDERBOEK, Amsterdam 1976, feministiese uitgeverij de Bonte Was
84
ervoor te zorgen dat ik geen moeder word. Omdat ik me daarmee bezig
moet houden denk ik dat ik me ook meer met een eventueel moeder-
schap bezighoud dan mijn partner. Talloze keren word ik er immers met
mijn neus opgedrukt dat ik misschien wel in staat ben moeder te wor-
den. Ik denk dan aan voorbehoedsmiddelen, aan medische onderzoe-
ken, aan het vergeten van de pil, maar ook aan de opmerkingen van de
mensen om mij heen in de trant van je wacht zeker tot je afgestudeerd
want tot je houdt toch zeker wel van kinderen.
Vroeger dacht ik er niet over na of ik nu wel kinderen wilde of niet.
Natuurlijk wilde ik kinderen. Maar toen ik na veel moeite kon gaan
studeren dacht ik, ik wacht in ieder geval tot ik afgestudeerd ben.
Ondertussen praatte ik veel met mijn partner over hoe dat dan zou zijn.
We zouden zorgen dat hij halve dagen werkte en dat ik halve dagen
werkte en als dat allemaal geregeld zou zijn dan pas zouden we kinderen
nemen. Nee, we zouden zeker niet in de bekende val trappen van dat
pas na de geboorte van het kind te regelen, want dan. . . nou je zag het
aan Marietje. Was die nou ook niet hele dagen thuis omdat Jan zijn baan
toch belangrijker bleek. Nou, zoiets zouden wij in ieder geval voor-
komen.
Terwijl ik vorderde in mijn studie werden deze gesprekken minder, over
de toekomst praten vonden we steeds minder belangrijk. Over het
heden praten bleek iedere keer interessanter. Maar af en toe, na een
opmerking van mijn schoonmoeder en vooral na periodes waarin ik veel
in aanraking kwam met kinderen, dacht ik weer na over het zelf kin-
deren krijgen. Als ik dan vriendinnen bezig had gezien met alsmaar
dingen organiseren, om toch maar te kunnen werken, te kunnen stu-
deren, of uit te kunnen gaan, dan dacht ik: 'misschien wil ik wel hele-
maaI geen kinderen. Misschien neem ik ze maar niet. Of ik dacht: is dat
het allemaal wel waard? Maar een andere keer als ik een moeder in de
tram zag die ingenoegelijk met haar kleuter/meisje zat te praten, dan
dacht ik: één kind dan misschien? Of ik zag een zwangere vrouw en
dacht: ik zou toch wel eens mee willen maken hoe het voelt. Terwijl ik
zo af en toe dacht over de voors en tegens van het moederschap veran-
derde ik. Toen ik negentien was en ging samenwonen, had ik wel ge-
dacht en gezegd dat dat waarschijnlijk niet voor een leven lang zou zijn.
Maar langzamerhand werd me steeds duidelijker dat ik eigenlijk stiekem
dacht dat het in ieder geval wel voor héél lang zou zijn. Dat laatste ging
over. Ik ontdekte dat ik toch zelf moest leven. Wel samen, maar toch
alleen. Dat ik in feite alleen was, wel samen, maar toch alleen. Ik vond
het heel prettig dat dat zo was en ik ging me steeds onafhankelijker
voelen.
Het is moeilijk deze gevoelens uit te leggen. Maar ik geloof dat ik bedoel
dat ik het erg fijn vind om samen met mijn partner te leven, maar dat ik
denk dat ik alleen anders, maar ook heel fijn zou kunnen leven. Later
nog, begon ik er over te denken dat ik het misschien wel prettig zou
vinden om met meerdere mensen in één huis te leven. Langzamerhand
had ik al bij al het gevoel gekregen dat je met zijn tweeën, maar ook op
andere manieren kon leven.
Ik denk nu dat ik zolang ik alleen of met zijn tweeën leef geen kinderen
wil hebben. Zou ik echter met meerdere mensen in één huis gaan leven
die wel kinderen willen hebben of hebben dan zou ik het erg fijn vinden
samen te proberen die kinderen groot te brengen. En misschien dan. . .
maar waarschijnlijk ook niet... hoewel..., nee, zeker dan ook niet. . .
Nog 20 jaar, dan ben ik vijfenveertig.
http://www.purepage.com Previous page Top Next page