Navigation bar
  Print document Start Previous page
 88 of 111 
Next page End 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93  

De Bonte Was, MOEDERBOEK, Amsterdam 1976, feministiese uitgeverij de Bonte Was
88
HET KIND ALS KANTOORBEHOEFTE
Toen Naomi 4 maanden was, vloog ik tegen de muren aan. Naomi is
mijn dochter (nu ruim 2 jaar). Zes weken voor haar geboorte was ik
gestopt met werken, omdat mijn laatste werkkring mij toch al niet
meer zo aantrok en omdat ik wel eens wilde ervaren hoe het thuis zijn
met kind mij zou bevallen. Ik was 26 toen Naomi werd geboren en had
vanaf mijn 20ste jaar met wisselend plezier gewerkt.
Na de bevalling duurde het enige tijd voordat ik de routine van de
babyverzorging te pakken had en me weer fit voelde. Tegen die tijd was
de zwangerschapsuitkering al afgelopen en leefden we van hetgeen mijn
man als werkstudent verdiende; dat lukte, met moeite.
Het was toen het begin van de zomer, en dus ging ik met kind het park
in en ook wel bij vriendinnen (met baby's) op bezoek. Maar dat was
allemaal al gauw bekeken en het meest was ik thuis; lezend, lezend,
lezend, en dat terwijl ik altijd had gedacht eindelijk eens tijd te zullen
vinden voor al die dingen (hobby's e.d.) waaraan ik nooit toekwam toen
ik werkte. Het werd zelfs zo erg dat ik nog bedden op moest maken of
boodschappen doen om vijf uur 's middags. Naomi was (en is) een erg
lief kind, maar de wel eens gehoorde uitspraak dat het hele dagen zorgen
voor een baby geestdodend kan zijn, kreeg in die periode voor mij
inhoud; hetgeen uiteraard de relatie tussen moeder en kind niet ten
goede komt.
Langzamerhand had ik het gevoel gekregen dat ik van mijn man afhan-
kelijk was voor kontakten met de buitenwereld en met de (werkende)
maatschappij. Ik voelde me als het ware opgesloten, geïsoleerd in huis,
wou 's avonds vaak weg, bewerkte mijn man met vragen over zijn werk
en studie, had zelf weinig te zeggen enz. Dit leidde wel tot irritatie, bij
hem omdat hij vond dat ik onredelijke eisen stelde en bij mij omdat ik
dacht dat hij niet voldoende op mijn vragen en wensen inging.
In juli/augustus van die zomer zag ik mezelf al samen met het kind de
hele sombere herfst en winter alleen in huis zitten; al maar lamlendiger
wordend. Zomaar ineens, zonder duidelijke aanleiding, vloog de hele
situatie me aan; ik had het gevoel dat ik uitgerangeerd was tot een soort
huishoud- en moedermachine, moest daarbij rondkomen van een (te)
krap budget; ik kreeg plotseling het gevoel dat ik iets doen moest, dat ik
dit niet allemaal over mij heen kon laten komen en dus begon ik abrupt
te solliciteren.
We hadden geen duidelijk beeld van hoe en wat met het kind, we
dachten aan een kinderdagverblijf, wonnen inlichtingen in. Verschillen-
de van de sollicitaties die ik had lopen waren bij de universiteit, omdat
ik wist dat daar sekretaresses werkten die hun kind meenamen naar hun
werk. Bij het sollicitatiegesprek met het instituut waar ik nu nog werk,
durfde ik dit echter niet voor te stellen, vroeg dus alleen maar of de
werktijden konden aansluiten op de tijden waarop ik Naomi van en naar
het dagverblijf kon halen en brengen.
Het was me al wel duidelijk geworden dat het plaatsen van een kind in
een dagverblijf minstens een half jaar zou duren en ik zag het allemaal
nogal somber in. Toen ik het instituut belde om de uiteindelijke beslis-
sing te vernemen, werd me medegedeeld dat ik de baan kon krijgen en
dat men in de stafvergadering mij en kind had besproken en tot de kon-
klusie was gekomen dat ik het kind ook best mee kon nemen naar mijn
werk. Ik was ontzettend blij, niet alleen omdat ik Naomi nu niet hele
dagen hoefde te missen, maar ook omdat ik ondanks een positieve
mening over kinderdagverblijven - in het algemeen vind ik het erg goed
voor kinderen - ten onrechte al schuldgevoelens kreegt m.b.t. het plaat-
sen van een baby van 6 maanden in een dagverblijf.
Voor een andere sollicitatie, bij een gemeentelijk museum, moest ik nog
http://www.purepage.com Previous page Top Next page