Navigation bar
  Print document Start Previous page
 90 of 111 
Next page End 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95  

De Bonte Was, MOEDERBOEK, Amsterdam 1976, feministiese uitgeverij de Bonte Was
90
tuur, een sprong in het duister en door de tegenwerking wilde ik er zo
wel van afzien. Maar zoals gezegd, op aandringen van mijn man besloot
ik tot een maand proef.
Toen na de eerste week mijn man met bedje en box kwam en ook
kennis maakte met de medewerkers trok de sfeer al wat bij. Met de
komst van Naomi, in de draagdoek, brak het ijs nog wat verder, en toen
ook de pessimisten merkten dat ik echt wel van plan was te werken,
heerste er welwillendheid alom.
Daarna volgde een periode van aan elkaar wennen. Voor de medewer-
kers betekende dat wennen aan mij, maar ook zich instellen op een
sekretaresse met kind, die vanwege dat kind niet allerlei boodschappen
buiten kantoor kon doen, die tussen de middag vieze brood pap kookte,
wennen ook aan de stank van poepluiers en aan 'zachtjes doen want het
kind slaapt'.
Voor mij betekende het behalve een nieuwe werksituatie ook wennen
aan een soort tweedeling: kind mag niet te kort komen (aandacht), en
werk moet ook gedaan worden. Bedje en box van het kind stonden op
mijn kamer omdat ik vanwege het genoemde 'verzet' de overlast voor
anderen zoveel mogelijk wilde beperken. Ik realiseerde me echter al snel
dat dit voor Naomi en mij ook prettiger was, met het oog op aandacht
geven, verzorging, toezicht. Het geratel van de schrijfmachine stoorde
haar niet, dus was er verder geen probleem en is de situatie anderhalf
jaar lang zo gebleven. Het gezamenlijke koffie- en theedrinken werd
verplaatst naar de kantine, ook al omdat ik er weinig voor voelde om de
traditionele sekretaresse-rol op me te nemen. De aanvankelijke tegen-
werking door deze en/of gene berustte m.i. op misverstanden en onwen-
nigheid: ik laat die dan ook verder buiten beschouwing.
Gedurende de anderhalf jaar dat Naomi mee ging naar mijn werk heeft
iedereen steeds begrip en tolerantie getoond; ik heb er ook nooit spijt
van gehad een dergelijke regeling te zijn aangegaan. Integendeel: het was
een zeer positieve ervaring en ik heb grote waardering voor de houding
van alle medewerkers. In de loop van de tijd is me wel gebleken dat een
welwillende omgeving een eerste vereiste is om een regeling waarbij het
kind mee gaat naar het werk van de moeder te laten slagen.
Als de omgeving er afwijzend tegenover staat, zouden de frustraties en
spannningen voor de sekretaresse/moeder te groot worden.
Het is ook erg belangrijk dat je als vrouw in zo'n situatie een 'midden'
kunt vinden tussen je twee rollen, en dat je medewerkers daarin ook
vertrouwen hebben. Het gebeurde bijvoorbeeld wel dat men steeds bij
mij binnenkwam als ik Naomi op schoot had (huilde, was gevallen,
moest eten, zo maar even, enz.). Ik voelde me dan wel eens betrapt, was
bang de indruk te wekken dat ik me uitsluitend met mijn dochter bezig
hield. Daar werd echter nooit iets van gezegd; als er werk niet afkwam
werd dat ook niet op rekening van Naomi geschoven. Ook als het kind
ziek was en ik dus met haar thuis bleef, ondervond dat geen weerstand.
Als ik me dan zelf eens beroerd voelde werkte ik meestal door. Juist die
positieve instelling van de omgeving 'verplichtte' mij, in mijn ogen, geen
misbruik ervan te maken; hoewel dat zeker niet het motief was voor die
positieve houding.
Een andere faktor die ik van belang acht, is dat je in zo'n situatie over
een eigen (werk)kamer beschikt, waar ook kind, bed en box in passen.
Dit is in de eerste plaats voor jezelf: je hebt het kind dicht bij je; maar
het is ook van belang mbt. de omgeving: hoe minder er bij de dagelijkse
gang van zaken aanslag wordt gedaan op de tolerantie van de omgeving,
des te groter is die tolerantie als er zich werkelijk problemen voordoen
en je er bijna van afhankelijk bent om die problemen in een prettige
sfeer te kunnen oplossen.
Toen Naomi eenmaal kon lopen, ging ze meestal mee naar de (staf)ver-
http://www.purepage.com Previous page Top Next page