Navigation bar
  Print document Start Previous page
 108 of 163 
Next page End Contents 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113  

MISDADEN TEGEN DE VROUW
, Tribunaal Brussel 1976. Diana Russell & Nicole Van de Ven, 1977
Nederlandse vertaling, De Bonte Was, Amsterdam 1977
108
Een vrouwelijke politieke gevangene die het gelukt is te ontsnappen heeft haar martelingen
beschreven. Ze beschrijft hierin hoe haar urine en uitwerpselen in de mond gelepeld werden.
Velen van deze strijdbare vrouwelijke politieke gevangenen zijn, als ze haar martelingen
overleefden, verlamd of hebben armen of benen verloren.
Getuige 2: Iran (Perzië)
Ik ben een van de afgevaardigden van de Konfederatie van Iraanse studenten. Ik wil jullie over de
martelingen in de gevangenissen van de Sjah gaan vertellen, de mishandeling van kinderen en
familieleden in het bijzijn van de vrouwelijke gevangenen om ze te laten bekennen, het gijzelen
van familieleden, herhaalde verkrachtingen, hete tafels, zwepen enz. Door deze martelingen wordt
de hele bevolking een ondraaglijke angst aangejaagd. En ik wil enige zinnen citeren uit het
Verhaal van verzet, geschreven door Achraf Tehrani nadat ze ontsnapt was uit de gevangenis.
Achraf Tehrani is een lid van de Volks Feddayin Guerilla Organisatie. Ze werd op 19 maart 1971
gearresteerd, ze was toen 21 jaar. Haar zaak werd in het geheim behandeld en ze werd tot 10 jaar
gevangensstraf veroordeeld. Het lukte haar om op 25 maart 1973 te ontsnappen. In wat nu volgt
beschrijft ze een paar gebeurtenissen uit die periode.
'Hij werd plotseling kwaad... en hij zei tegen de anderen: 'sla deze hoer verrot'. Hij bond me aan
een bed terwijl hij me uitschold. De kamer was vol met politieagenten waarvan sommigen alleen
maar gekomen waren om te kijken. Maar ze zouden als het nodig zou zijn, de folteraars natuurlijk
een handje helpen. Ze waren daar in de eerste plaats om te kijken naar het martelen van een
vrouwelijke revolutionair. Ze vonden het een amusante voorstelling. Ze zagen er heel kalm uit en
keken niet alsof er iets abnormaals gebeurde, wat me verbaasde, omdat ik me nooit had kunnen
voorstellen dat een folteraar zo zou zijn. Kapitein Niktab stond aan het hoofd en de anderen hiel-
pen hem. De zweep ging van hand tot hand. Stuk voor stuk sloegen ze op mijn voetzolen. De pijn
was intens maar ik ging gedichten opzeggen en riep strijdkreten, dat gaf me meer kracht. Ze
werden hierdoor vreselijk kwaad en de zweepslagen kwamen steeds harder aan. Niets maakte ze
zo kwaad als mijn scheldpartij tegen de Sjah. Ik had ze een mogelijkheid gegeven hun
enthousiasme voor de Sjah te laten zien. Het slaan met de zwepen duurde erg lang.
Wat later gebruikten ze een elektriese knuppel om me te martelen. Het werd gebruikt om m'n
moraal te breken maar ook om me lichamelijk veel pijn te laten lijden. Ze kleedden me uit,
slingerden de meest afschuwelijke scheldwoorden in m'n gezicht. Niktab,het varken, was er nog
niet, maar later kwam  hj in de folterkamer. Hij had zo'n afzichtelijk. gezicht dat ik me afvroeg op
welke manier hij tot zo'n mate van perversiteit en walgelijkheid was gezonken. Ze legden me plat
op m'n buik op een bank. Hij liet zijn broek zakken voor de ogen van zijn collega's en ging boven
op me liggen. Hij verkrachtte me om me te vernederen en mijn geestelijke weerstand te breken. Ik
was gek van woede maar probeerde om er zo kalm en onverschillig mogelijk uit te zien, zodat zij
zich vernederd zouden voelen en niet ik. Op deze manier liet ik ze merken dat hun laaghartig
gedrag me niets gedaan had. En wat voor belang had dit, wat voor verschil was er tussen dit en
de zweep? Het waren allebei manieren om me te martelen. En ze hadden allebei hetzelfde doel:
me uit te horen. Ze bonden me weer aan het bed en begonnen met de zweep. Deze keer was de
pijn aan m'n voetzolen veel erger. Ik kon het verdragen door mijn wilskracht en de kracht van de
suggestie waarin ik een groot vertrouwen heb. Hierdoor kreeg ik een soort morele kracht die me
de illusie gaf dat ik niet langer gemarteld werd maar dat ik het martelen van iemand anders
gadesloeg. Maar de zweep was realiteit en de illusie was niet voldoende om me erdoor heen te
halen. Om in staat te zijn mijn gedachten te fixeren had ik een objektieve realiteit nodig. De pijn
van de zweepslagen werd erger en erger. Ik riep Ipak, Kayhan, Rohab, Ghassem en de anderen
aan. Dit waren onderdrukte, hard werkende mannen en vrouwen uit het dorp waar ik les heb
gegeven. Ik kon voelen dat hun ogen op mij gericht waren. Ik kon lichamelijk voelen dat zij
werkelijk wilden ge-loven in mijn trouwen liefde voor hen. Ik las in hun ogen hun volkomen
gerechtvaardigde verwachtingen van mij. Ik weet niet hoe lang ik daar heb gelegen, vastgebonden
aan de bank. Misschien verloor ik het bewustzijn of ben ik in slaap gevallen. Toen ik weer bij
kwam begonnen ze me te dreigen: 'Dit is nog niks. Wij zijn geen agenten van de Savag. Als je die
http://www.purepage.com Previous page Top Next page