Navigation bar
  Print document Start Previous page
 94 of 163 
Next page End Contents 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99  

MISDADEN TEGEN DE VROUW
, Tribunaal Brussel 1976. Diana Russell & Nicole Van de Ven, 1977
Nederlandse vertaling, De Bonte Was, Amsterdam 1977
94
ik in de inrichting aan. Hoe meer ik mij verzette tegen mijn aanhouding, hoe ruwer ik werd
behandeld.
De volgende dag merkte ik dat ik op een zeer streng bewaakte afdeling was terecht gekomen.
Kontakt met de buitenwereld was niet toegestaan en ik kreeg geen inlichtingen over mijn eigen
situatie. Ik mocht alleen de mis bijwonen, onder bewaking van een verpleegster. Mijn vragen naar
wat er eigenlijk aan de hand was werden niet beantwoord, of ik kreeg van de doktoren te horen
dat ik niet zoveel vragen moest. Na drie weken ging ik in hongerstaking. Ik vertelde een dokter dat
ik hiermee protesteerde tegen mijn onwettige opsluiting, en werd onmiddellijk gestraft. Ze namen
me mijn sigaretten af, ik kreeg een injektie en werd in bed gestopt. Maar ik zette mijn honger-
staking voort en weerstond pogingen tot kunstmatige voeding. Vijf dagen lang leefde ik alleen op
vocht en toen kreeg ik te horen dat mijn geval in behandeling was en dat ik naar een ander
ziekenhuis zou worden overgebracht 'teneinde van daaruit definitief ontslagen te worden'. Ik zat
toen al een hele maand vast, en had per brief een klacht ingediend bij de Minister van
Gezondheids-zaken. Onder bewaking werd ik naar een andere inrichting overgebracht, maar ik
werd niet, zoals beloofd, vrijgelaten. In plaats daarvan werd er voortdurend druk op me
uitgeoefend om toe te stemmen in shocktherapie. Ik weigerde. Ik vermoedde dat mijn geval onder
behandeling was bij het Ministerie van Gezondheidszaken, omdat ik hen had geschreven; als ik
zou meewerken aan een behandeling zou mijn opneming in de inrichting normaal lijken en mijn
aanhouding en opsluiting kunnen rechtvaardigen.
Omdat mijn man mij had laten opnemen had ik ook zijn handtekening nodig om vrij te komen. Hij
weigerde ronduit en zei tegen een van de doktoren dat hij me nooit meer wilde zien. Mijn 2I-jarige
dochter Margaret, die ruzie heeft met haar vader en niet meer thuis woont, kwam me vaak opzoe-
ken. Zij begon zich zorgen te maken over mijn situatie en raadpleegde een advokaat over de
rechtmatigheid van mijn opsluiting. Zij kwam te weten dat ook zij tekenen kon voor mijn invrijheid-
stelling mits ze de volle verantwoordelijkheid voor  mij op zich nam. Toen ze dit aan de doktoren
meedeelde, stonden die erop dat eerst mijn man op de hoogte moest worden gesteld, maar dat
was alleen maar een formaliteit. Drie weken nadat mijn dochter haar handtekening had gezet en
daarmee de volledige verantwoordelijkheid voor mij op zich had genomen, mocht ik weg. Op 7
november, drie maanden nadat ik in de trein was aangehouden, was ik weer een vrije vrouw.
Ik kon niet naar huis gaan, en kon daarom ook mijn kinderen niet zien. Er was niemand die voor
hen zorgde, ze werden volkomen verwaarloosd en waren ongelukkig. Ik werkte een paar weken
als schoonmaakster in een hotel, totdat ik wat geld bij elkaar had en genoeg hersteld was van mijn
ervaringen in de inrichting. Toen heb ik met behulp van mijn dochter Margaret mijn kinderen uit het
huis van hun vader ontvoerd, ben nogmaals op de trein naar Dublin gestapt en slaagde er deze
keer wel in te ontsnappen naar een nieuw leven. Ik woon nu al meer dan een jaar heel gelukkig
met mijn jongste kinderen in Dublin.
Sinds die tijd heb ik geprobeerd een verklaring te vinden voor de misdaad die tegen mij en mijn
kinderen gepleegd is, maar zonder sukses. Ik ben er wel achter gekomen dat in gevallen als het
mijne de heren wetgevers en verdedigers en de heren doktoren onder één hoedje spelen, en dat
het voor mij in ieder geval onmogelijk was de barrières van beroepsgeheim en zogenaamde ethiek
te doorbreken. Een paar dingen ben ik wel aan de weet gekomen. Zo bleek dat de medeplichtige
van mijn man bij zijn pogingen om mij opgenomen te krijgen, onze plaatselijke priester was. Hij
was bevriend met mijn man, was op de hoogte van de omstandigheden bij ons thuis, had mij meer
dan eens gezien als ik pas door mijn man geslagen was, maar heeft nooit de behoefte gehad mij
of de kinderen te hulp te komen. Deze priester heeft zijn invloed gebruikt, en ook het feit dat ik me
in 1971 vrijwillig heb laten behandelen voor aanhoudende angstgevoelens en depressies, aange-
voerd om mij in die inrichting te krijgen. Hij heeft de politie daar in eigen persoon telefonies
opdracht toe gegeven.
Ik heb niet gekozen voor een huwelijk als het mijne, maar ik kon geen kant op omdat ik van mijn
negen kinderen hield. In Ierland kun je niet scheiden. In ons land bestaan geen voorzieningen voor
vrouwen die zich in een situatie bevinden als de mijne.
http://www.purepage.com Previous page Top Next page