Navigation bar
  Print document Start Previous page
 9 of 21 
Next page End 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14  

9
overlopend in een zwartachtige tint onder de ogen - de bovenlip is van een delikate kleur
blauw, aan de uiteinden voorzien van een dunne zwarte snor; de snorharen zijn
oranjekleurig en aan de bovenkant zwart.'
20
Bij de mens aangekomen slaat Darwin opeens geheel nieuwe wegen in. In plaats van
gezellig te vertellen hoe mooi zijn eigen baard is en hoe sterk zijn broer, verwijst hij in een
klap zijn zo zorgvuldig opgebouwde seksuele selektieteorie op basis van mannelijke
kracht en schoonheid naar vroeger, heel veel vroeger. Heel lang geleden, aldus Darwin,
leefde de mensheid promiscu en toen ging het ook zo: de mooiste en sterkste mannen
werden uitverkoren door de vrouwen en zo werden die mannen alsmaar sterker en
kregen ze ook steeds meer behoefte aan steeds meer vrouwen, die ze bij gebrek in hun ei-
gen stam, maar gingen roven bij naburige stammen (die dus waarschijnlijk een heel
andere ontwikkeling doormaakten). De baas van de stam had dan gewoon de meeste
vrouwen en zo werden zijn voortreffelijke eigenschappen op vele nakomelingen overge-
dragen.
Bij sommige 'wilden', kom je dit verschijnsel nog wel tegen, aldus Darwin - maar daar
kom je ook nog wel tegen dat ze allemaal promiscu zijn of dat vrouwen het voor het zeg-
gen hebben (polyandrie!). Om echt tot 'beschaving' te geraken is er echter nog wel wat
anders nodig, kracht en schoonheid zijn niet genoeg. Wat de Europese man nu
onderscheidt van 'wilde mannen' is hun 'moed', 'volharding', 'vastberaden energie',
'genie'. Dus weer die 'mentale kapaciteiten'. Kapaciteiten die 'wilde' vrouwen en mannen
nauwelijks bezaten en 'beschaafde' vrouwen eigenlijk ook niet. Mannelijke superioriteit
was dan ook volgens Darwin een typies Europese aangelegenheid; daar kon je de grote
verschillen tussen mannen en vrouwen het duidelijkst aantreffen; daar had de man zich
het voortreffelijkst ontwikkeld. Voor de eventueel protesterende lezeres voegde hij er
nog dreigend aan toe dat het maar een geluk was dat nog iets van die 'mentale
kapaciteiten' via de voortplanting ook bij de dochters terechtkwam: 'anders was de
mannelijke mentale superioriteit ten opzichte van vrouwen, precies zo geworden als de
verenpracht van de mannetjespauw ten opzichte van de vrouwtjespauw.'
21
Mentale kapaciteiten waren volgens Darwin net zoiets als een baard - in het kader van de
erfelijkheid wel te verstaan. Ze vormden een sekundair geslachtskenmerk van mannen
dat zich pas in volle wasdom ontwikkelde op een bepaalde leeftijd. De aanzet tot die
ontwikkeling was bij beide seksen gelijk. In hun jeugd hadden jongens en meisjes beiden
heel kleine haartjes op de kaken én een heel klein beetje 'mentale kapaciteit'. Met vreselijk
veel inspanningen zou het misschien wel lukken om de 'mentale kapaciteiten' van een
aantal vrouwen een beetje op te vijzelen.
Door machtsverschillen tussen mannen en vrouwen - of onderdrukking en uitbuiting van
vrouwen door mannen - toe te schrijven aan beperkte mentale kapaciteiten van
vrouwen, verrichtte Darwin dezelfde operatie als bij zijn 'verklaring' van racisme,
kolonialisme en imperialisme. De bestaande verhoudingen waren niet alleen op 'natuurlij-
ke wijze' ontstaan, ze zouden zich kontinueren en versterken via de erfelijke eigenschap-
pen van de mensen die die verschillende posities innamen; van binnenuit als het ware.
Natuur en werk
De kategorie arbeid of werk komt bij Darwin niet voor; alles is natuur en ontwikkelt zich
volgens de wetten van die natuur. Alles gaat zogezegd vanzelf. Automaties kan je ook
zeggen. Nu hoorde Darwin tot die maatschapelijke klasse die door de 19de eeuwse
socioloog Thorstein Veblen met 'nietsdoend' werd aangeduid. Behalve met het inkasseren van
de opbrengsten van het werk van anderen konden zij hun tijd besteden aan waarin zij zin 
hadden. Darwins inkomen kwam grotendeels uit het aardewerkkapitaal van de firma
Wedgwood. De aardewerkindustrie was een van de bedrijfstakken die door parlementai-
re kommissies in de jaren vijftig en zestig was onderzocht:
                                                
20
idem p 312
21
idem p 328/329
Previous page Top Next page